ECLI:NL:OGEAA:2020:508

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
AUA201902872
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van bescheiden in civiele procedure

Op 25 november 2020 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de Coöperatieve Spaar- en Kredietvereniging Douane Aruba (hierna: de vereniging) en [gedaagde]. De zaak betreft een incident waarin [gedaagde] vorderingen heeft gedaan op basis van artikel 843a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) om inzage te krijgen in bepaalde bescheiden die relevant zijn voor de verdediging in de hoofdzaak. De vereniging heeft geen verweer gevoerd tegen deze incidentele vordering.

[gedaagde] heeft verzocht om afschriften van verschillende documenten, waaronder rekeningoverzichten en correspondentie met de Douane, en heeft tevens gevorderd dat haar gemachtigde de gegevensdragers waarop bewijsbeslag is gelegd mag doorzoeken. Het Gerecht heeft geoordeeld dat [gedaagde] rechtmatig belang heeft bij de gevraagde inzage, aangezien zij geen toegang heeft tot de bescheiden en deze relevant zijn voor haar verdediging. De vordering tot afgifte van de bescheiden is toegewezen, met een termijn van veertien dagen voor de vereniging om aan dit bevel te voldoen.

Daarnaast is een dwangsom opgelegd voor het geval de vereniging niet aan het bevel voldoet. De vordering van [gedaagde] om haar gemachtigde vrij te stellen van het doorzoeken van de gegevensdragers is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er conservatoir beslag op deze stukken is gelegd. De kosten van de procedure in het incident zijn aan de vereniging opgelegd, en de hoofdzaak is verwezen naar een rolzitting voor verdere behandeling.

Uitspraak

Vonnis van 25 november 2020
Behorend bij A.R. nr. AUA201902872
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot inzage van:
de vereniging
DE COÖPERATIEVE SPAAR- EN KREDIETVERENIGING DOUANE ARUBA,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: de vereniging,
eiseres in de hoofdzaak,
gedaagde in het incident,
gemachtigde: de advocaat mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
gevolmachtigde: de heer [naam gevolmachtigde].
1.
DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het inleidend verzoekschrift van de vereniging met producties, ingediend op 23 augustus 2019,
- de conclusie van antwoord tevens inhoudende de incidentele conclusie van [gedaagde] met producties, ingediend op 5 februari 2020,
- de conclusie van repliek tevens inhoudende een vermindering van eis, ingediend op 24 juni 2020.
1.2 De vereniging heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld, geen conclusie van antwoord in het incident ingediend.
1.3 De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis in het incident.

2.HET VERZOEK

2.1 [
gedaagde] vordert in het incident dat het gerecht bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad en naar het gerecht begrijpt - de vereniging beveelt om op straffe van een dwangsom aan haar afschrift te verstrekken van de navolgende stukken:
- rekeningoverzicht (Estado di Cuenta) april 2014 t/m 2017 en januari 2020,
- lidmaatschapsovereenkomst tussen de vereniging en [gedaagde],
- algemene voorwaarden van de vereniging,
- alle brieven tussen Departamento di Douane (hierna: Douane) en de vereniging, aangaande [gedaagde] (ontslag, vertrek naar Nederland, incasso etc.),
- alle brieven tussen de vereniging en Departamento di Recurso Humano (hierna: DRH) aangaande [gedaagde].
Tevens vordert [gedaagde] dat het gerecht bepaalt dat het haar gemachtigde vrijstaat de gegevensdragers waarop bewijsbeslag is gelegd te (laten) doorzoeken op aanwezigheid van de aangeduide bescheiden en de vereniging veroordeelt tot betaling van de proceskosten in het incident.
2.2
De vereniging heeft geen verweer gevoerd tegen de incidentele vordering.

3.DE BEOORDELING

In het incident
3.1
Op grond van artikel 843a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) kan degene die daarbij rechtmatig belang heeft op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorganger partij is, van degene die de bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft. Lid 4 van het artikel bepaalt dat degene die deze bescheiden te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, niet gehouden is aan deze vordering te voldoen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, alsmede indien redelijkerwijs aangenomen kan worden dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
3.2
In het algemeen kan van een rechtmatig belang in de zin van artikel 843a lid 1 Rv reeds sprake zijn indien degene die afschrift verlangt dat stuk niet tot zijn beschikking heeft, maar wel bekend is met het bestaan ervan en dat stuk in de procedure zou willen overleggen. Voldoende voor het aannemen van een dergelijk belang is dat het desbetreffende stuk relevant kan zijn voor een niet op voorhand als kansloos aan te merken vordering of verweer. De verlangde stukken moeten voldoende bepaald zijn; voldoende concreet moet worden aangegeven dat en waarom de specifieke stukken van belang zijn, zulks teneinde een ‘fishing expedition’ te voorkomen. Artikel 843a Rv dient er niet toe om stukken op te vragen waarvan slechts het vermoeden bestaat dat die mogelijk in de procedure van pas zouden kunnen komen.
3.3 [
gedaagde] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat zij voornoemde stukken nodig heeft ten behoeve van de verdediging tegen de vordering in de hoofdzaak.
3.4
In de hoofdzaak vordert de vereniging [gedaagde] te veroordelen tot het betalen van een bedrag van Afl. 3.706,13, vermeerderd met de contractuele rente van 12% per jaar en de contractuele buitengerechtelijke incassokosten van 15% en [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten. De vereniging grondt haar vordering erop dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de uit de geldleningsovereenkomst voortvloeiende betalingsverplichtingen.
3.5
Hoewel de vereniging geen verweer heeft gevoerd tegen de incidentele vordering van [gedaagde] tot inzage dient te worden beoordeeld of het gevorderde in het licht van artikel 843a Rv niet onrechtmatig of ongegrond is. Naar het oordeel van het gerecht zijn de verzochte afschriften voldoende concreet bepaald. Deze bescheiden hebben betrekking op de rechtsbetrekking tussen [gedaagde] en de vereniging en [gedaagde] heeft geen beschikking over deze bescheiden. Om die reden is het rechtmatig belang van [gedaagde] bij de incidentele vordering gegeven. De vordering ten aanzien van de verzochte afschriften zal worden toegewezen voor zover deze bescheiden in het bezit zijn van de vereniging en in dier voege dat de vereniging zal worden veroordeeld tot het verstrekken van afschriften van de betreffende geschriften. De gevorderde dwangsom zal worden gemaximeerd. Aan de vereniging zal een redelijk termijn van veertien (14) dagen na betekening van het vonnis worden gegund om tot die verstrekking over te gaan.
3.6
De vordering van [gedaagde] om te bepalen dat het haar gemachtigde vrijstaat de gegevensdragers, waarop bewijsbeslag is gelegd, door hem te laten onderzoeken, zal worden afgewezen. Door [gedaagde] is niet gesteld en uit de door [gedaagde] overgelegde stukken blijkt niet dat door haar conservatoir beslag is gelegd op stukken die in het bezit zijn van de vereniging. Dit onderdeel van de vordering is om die reden onvoldoende concreet bepaald in de zin van artikel 843a lid 1 Rv.
3.7
De vereniging zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure in het incident gevallen aan de zijde van [gedaagde], tot aan dit vonnis begroot op nihil omdat [gedaagde] niet vertegenwoordigd wordt door een gemachtigde in de zin van artikel 136 van het Procesreglement 2018.
In de hoofdzaak
3.8
In de hoofdzaak zal de zaak worden verwezen naar de rolzitting van 27 januari 2021 voor het nemen van een conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde].

4.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
In het incident
4.1
beveelt de vereniging om binnen veertien (14) dagen na betekening van dit vonnis aan [gedaagde] afschrift te verstrekken van:
- rekeningoverschrift (Estado di Cuenta) april 2014 t/m 2017 en januari 2020,
- lidmaatschapsovereenkomst tussen de vereniging en [gedaagde],
- algemene voorwaarden de vereniging,
- alle brieven tussen Departamento di Douane (hierna: Douane) en de vereniging, aangaande [gedaagde] (ontslag, vertrek naar Nederland, incasso etc.),
- alle brieven tussen de vereniging en Departamento di Recurso Humano (hierna: DRH) aangaande [gedaagde],
voor zover deze bescheiden in het bezit zijn van de vereniging;
4.2
veroordeelt de vereniging om aan [gedaagde] een dwangsom te betalen van Afl. 500,- voor iedere dag dat zij niet aan de in 4.1 uitgesproken bevel voldoet, tot een maximum van Afl. 25.000,- is bereikt;
4.3
veroordeelt de vereniging in de kosten van het incident, die tot de datum van uitspraak aan de kant van [gedaagde], worden begroot op nihil;
4.4
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5
wijst het meer of anders gevorderde af;
In de hoofdzaak
4.6
verwijst de zaak naar de rolzitting van 27 januari 2021 voor het nemen van een conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 november 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: A.R. nr. AUA201902872
Inhoudsindicatie: Civiel. Vonnis is het incident. Artikel 843a lid 1 Rv. Vordering tot afgifte van bescheiden toegewezen.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: civiel
Rechter: mr. J.J. Verhoeven
Bijzondere kenmerken: