ECLI:NL:OGEAA:2020:505

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
AUA201904281
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake verbruikleenovereenkomst tussen Island Finance Aruba N.V. en gedaagde met betrekking tot terugbetaling en rente

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de naamloze vennootschap Island Finance Aruba N.V. (hierna: Island Finance) betaling van een bedrag van Afl. 11.037,52 van de gedaagde, vermeerderd met een gematigde rente van 27% per jaar. De vordering was gebaseerd op een verbruikleenovereenkomst die op 30 juni 2016 was gesloten, waarbij de gedaagde zich had verbonden om een lening van Afl. 12.494,05 terug te betalen in maandelijkse termijnen. De gedaagde betwistte de overeenkomst en stelde dat zij deze lening op 30 juni 2016 had afbetaald, maar kon dit niet onderbouwen met bewijs. Het Gerecht oordeelde dat de gedaagde de stelling van Island Finance onvoldoende had betwist en dat de overeenkomst van verbruikleen dus standhield. Het Gerecht wees de vordering van Island Finance grotendeels toe, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, omdat deze niet voldoende waren onderbouwd. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, inclusief beslagkosten, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Vonnis van 25 november 2020
Behorend bij AUA201904281
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
ISLAND FINANCE ARUBA N.V.,
hierna te noemen: Island Finance,
te Aruba,
gemachtigde: de advocaat mr. M.E.D. Brown,
tegen:
[gedaagde],
te Aruba,
hierna te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. M.O. Lopez.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties;
- de conclusie van antwoord met producties;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte ter vermindering van eis, met producties;
- de conclusie van dupliek.
De zaak is daarna verwezen naar de rol voor vonnis.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 2 juni 2015 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 7.874,24 ter leen van Island Finance ontvangt en zij zich verbindt om een bedrag van Afl. 12.579,42 in 60 maandelijkse termijnen aan Island Finance terug te betalen.
2.2
Op 7 september 2015 zijn Island Finance en [gedaagde] een overeenkomst van verbruikleen aangegaan, waarbij zij zijn overeengekomen dat [gedaagde] een bedrag van Afl. 10.819,83 ter leen van Island Finance ontvangt en zij zich verbindt om een bedrag van Afl. 18.230,40 in 60 maandelijkse termijnen aan Island Finance terug te betalen.
2.3
Op de akte, waarin de hiervoor onder 2.2 vermelde overeenkomst is neergelegd, is op 30 juni 2016 een stempel “PAID” geplaatst.
2.4
In een akte van 30 juni 2016 is onder meer het volgende vermeld:
“Ondergetekende, [GEDAAGDE] (…) hierna te noemen schuldenaar, verklaart hierbij aan te gaan met Island Finance Aruba N.V., medeondergetekende, een overeenkomst van verbruikleen onder de volgende voorwaarden:
1. Schuldenaar ontvangt ter leen van Island Finance N.V. een bedrag groot Afl. 12.494,05
2. Schuldenaar dient terug te betalen dit bedrag vermeerderd met de overeengekomen rente en kosten als zo in totaal Afl. 23.389,80
3. Schuldenaar verbindt zich dit totaal bedrag ad Afl. 23.389,83 terug te betalen aan Island Finance N.V. in 60 maandelijkse termijnen elk groot Afl. 389,83 waarvan de eerste termijn vervalt op 08/15/16
4. Effectieve Rente 27.54% Nominale Rente 27,50%
(…)
Aldus overeengekomen te Aruba op 06/30/16 (…)”
De akte is door [gedaagde] en namens Island Finance ondertekend.
2.5
In een akte van 30 juni 2016 is onder meer het volgende vermeld:
“LOAN VOUCHER
Lender, Island Finance Aruba N.V.
Borrower(s):
[GEDAAGDE] (…)
Date of Loan 06/30/16 Principal amount 12.494,05 Interest 10.895,75
(…)
LOAN VOUCHER – LOAN REGISTER
1. Principal Amount of Loan 12.494,05 (…)
4. Total Cash 12.494,05
5. Net Payoff Balance Due on Current Account 9.276,76
6. Credit Life Insurance Premium 994.05 (…)
9. Total Paid to Cashier – Lines 5,6,7 and 8 (…) 10.270,81
10. Amount Disbursed to Customer 2.223,24”
De akte is namens “borrower” ondertekend, bij de volgende vermelding:
“I (we) hereby authorize the disbursement of the pro creeds of loan as set forth above and acknowledge receipt of the amount shown as “AMOUNT EMBURSED TO CUSTOMER.”
2.6
Bij brief van 12 december 2018 heeft Brown advocaten [gedaagde] te kennen gegeven dat per die datum aan haar ter incasso ter hand is gesteld de vordering van Island Finance op haar van Afl. 11.115,65, vermeerderd met 27,50% rente per jaar sedert 30 september 2017, vermeerder met 5% boeterente over de onbetaald gebleven termijnen en vermeerderd met 15% buitengerechtelijke incassokosten ter zake aan haar in verbruikleen gegeven gelden.
2.7
Op 18 november 2019 heeft Island Finance onder het Land Aruba conservatoir derdenbeslag doen leggen ten laste van [gedaagde].

3.DE VORDERING EN HET VERWEER

3.1
Island Finance vordert – na wijzing van eis – uitvoerbaar bij voorraad – [gedaagde] te veroordelen te betalen de som van Afl. 11.037,52, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 september 2017 tot een maximum van Afl. 7.840,44 en na het bereiken van dat maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 30 september 2017 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, en vermeerderd met de overeengekomen en gemaakte buitengerechtelijke incassokosten naar rato van 1½ punt van het liquidatietarief in Eerste Aanleg verschuldigd welke pro resto Afl. 555,00 bedragen, en [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de beslagkosten.
3.2
Aan deze vordering legt Island Finance ten grondslag dat dat zij aan [gedaagde] gelden in verbruikleen heeft verstrekt, dat [gedaagde] te kort geschoten is in de nakoming van haar terugbetalingsverplichtingen en dat zij in verband daarmee kosten heeft gemaakt.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van de vordering. [gedaagde] betwist op 30 juni 2016 een overeenkomst van verbruikleen met Island Finance te zijn aangegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft de betwisting dat zij op 30 juni 2016 een overeenkomst van verbruikleen met Island Finance heeft gesloten niet nader onderbouwd. Dat had evenwel op haar weg gelegen, nu Island Finance haar stelling ter zake gemotiveerd heeft onderbouwd. Island Finance heeft verwezen naar voormelde akte van die datum (2.4), ondertekend door [gedaagde], waarin staat dat partijen een overeenkomst van verbruikleen met elkaar aangaan voor een bedrag van Afl. 12.494,05. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij deze akte heeft ondertekend. Verder erkent [gedaagde] dat zij in het verleden overeenkomsten van verbruikleen met Island Finance is aangegaan, blijkens de door haar overgelegde stukken laatstelijk op 7 september 2015 voor een bedrag van Afl. 10.819,83, maar stelt zij dat zij deze lening op 30 juni 2016 heeft afbetaald. Daar stelt Island Finance tegenover dat deze lening inderdaad is afbetaald, maar dat dat in het kader van herfinanciering van eerdere schulden van [gedaagde] is geschied met het uit hoofde van de verbruikleenovereenkomst van 30 juni 2016 aan [gedaagde] door Island Finance verstrekte geld. In dit verband verwijst Island Finance naar voormelde akte van 30 juni 2016 (2.5), waarin staat dat van het door [gedaagde] op die datum geleende bedrag Afl. 9.276,76 is gebruikt ter betaling van “balance due on current account” en dat aan haar Afl. 2.223,24 contant is uitgereikt. [gedaagde] heeft niet betwist dat zij deze akte heeft ondertekend. [gedaagde] heeft voorts niet toegelicht hoe zij, geruime tijd voor het einde van de looptijd van de overeenkomst van 7 september 2015 het totaal verschuldigde bedrag (ineens) heeft kunnen afbetalen. Zij heeft evenmin enig bewijs van betaling overgelegd. Onder deze omstandigheden heeft [gedaagde] de gemotiveerde stelling van Island Finance dat partijen op 30 juni 2016 een verbruikleenovereenkomst zijn aangegaan voor een bedrag van Afl. 12.494,05 onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat deze stelling vast komt te staan.
4.2 [
gedaagde] voert aan dat zij al enige betalingen heeft gedaan en dat Island Finance niet inzichtelijk heeft gemaakt welke bedragen zij reeds op de lening heeft afgelost. In het door Island Finance overgelegde overzicht is te zien welke betalingen [gedaagde] volgens Island Finance heeft gedaan. Hoewel dat op haar weg had gelegen, heeft [gedaagde] niet nader onderbouwd dat zij meer betalingen heeft gedaan, dan die welke door Island Finance zijn verwerkt. Island Finance heeft te kennen gegeven dat [gedaagde], voorafgaand aan de indiening van het verzoekschrift in deze zaak, nog een betaling van Afl. 950,- heeft gedaan, welke nog niet in het door Island Finance overgelegde overzicht is verwerkt, maar welke Island Finance zal aanwenden voor onder meer in deze procedure door haar gemaakte kosten. Nu [gedaagde] deze betaling heeft gedaan in het kader van de afbetaling van haar schuld uit een overeenkomst van verbruikleen, ziet het Gerecht aanleiding om op het toe te wijzen bedrag Afl. 950,- in mindering te brengen.
4.3
Ten aanzien van de gevorderde rente begrijpt het Gerecht het door [gedaagde] gevoerde verweer aldus dat een rente van meer dan 18% in strijd is met de Arubaanse goede zeden. Dit verweer faalt. Daartoe verwijst het Gerecht naar het vonnis van het Hof van 21 april 2020, ECLI:NL:OGHACMB:2020:84, waarin het Hof heeft overwogen dat hij tot nader orde een APR van meer dan 27%, ook al is deze expliciet overeengekomen en zijn de daaruit voortvloeiende verplichtingen duidelijk omschreven, als nietig op grond van artikel 3:40 lid 1 BW beschouwt. In het door [gedaagde] aangevoerde, ziet het Gerecht geen grond voor een ander oordeel. Naar aanleiding van het in dat vonnis onder 2.25 overwogene, heeft Island Finance een berekening gemaakt van de door [gedaagde] verschuldigde bedragen, uitgaande van een gematigde rente tot 27%. Op basis van deze berekeningen heeft Island Finance de eis gewijzigd. [gedaagde] heeft deze berekeningen op zichzelf niet gemotiveerd betwist. Dat leidt er toe dat de gevorderde hoofdsom en rente op na te melden wijze worden toegewezen.
4.4
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, nu onvoldoende is gesteld en gebleken dat deze daadwerkelijk en in redelijkheid zijn gemaakt. Island Finance heeft niet inzichtelijk gemaakt welke incassowerkzaamheden in deze zaak concreet zijn gedaan, afgezien van het verzenden van een aanmaningsbrief aan [gedaagde].
4.5 [
gedaagde] dient, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de proceskosten, de beslagkosten hierbij inbegrepen, gevallen aan de zijde van Island Finance.

5.DE UITSPRAAK

het Gerecht:
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan Island Finance van een bedrag van Afl. 11.037,52, vermeerderd met de gematigde rente van 27% per jaar vanaf 30 september 2017 tot een maximum van Afl. 7.840,44 en na het bereiken van dit maximum te vermeerderen met de wettelijke rente tot de dag der algehele voldoening, waarbij na iedere betaling na 30 september 2017 slechts nog rente verschuldigd is over de resterende hoofdsom, verminderd met Afl. 950,-;
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van de procedure, de beslagkosten hierbij inbegrepen, die tot de datum van uitspraak aan de kant van Island Finance worden begroot op Afl. 750,- (Afl. 300,- + Afl. 450,-) aan griffierecht, Afl. 863,95 (Afl. 204,15 + Afl. 259,25 + Afl. 208,05 + Afl. 192,50) aan explootkosten en Afl. 2.000,- (2 punten in tarief 4) aan salaris van de gemachtigde;
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 25 november 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Datum uitspraak: 25 november 2020
Instantie: Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Zaaknummer: AR. nr. AUA201904281
Inhoudsindicatie: civiel, verbruik leenovereenkomst, gematigde rente tot 27%.
Formele relaties (optioneel):
Rechtsgebieden: Civiel
Rechter: mr. M.E.B. de Haseth
Bijzondere kenmerken: