Uitspraak
1.[GEDAAGDE 1],
[GEDAAGDE 2],
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze civiele procedure, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [naam VBA] betaling van een openstaande schuld van Afl. 16.883,32 van de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De vordering was gebaseerd op een onderhandse akte waarin de gedaagden verklaarden een hoofdsom van Afl. 14.500,00 verschuldigd te zijn, met een rente van 12% per jaar, in 36 maandelijkse termijnen. De eerste termijn verviel op 1 oktober 2018. Na meerdere sommaties door [naam VBA] bleven de gedaagden in gebreke, wat leidde tot deze rechtszaak.
Tijdens de procedure erkenden de gedaagden dat zij hun aflossingsverplichtingen niet volledig waren nagekomen. [gedaagde 2] voerde aan dat zij enkel als borg had opgetreden voor de lening van [gedaagde 1], maar het gerecht oordeelde dat dit verweer niet kon leiden tot afwijzing van de vordering. Het gerecht stelde vast dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de terugbetaling van de hoofdsom en de rente, en dat de buitengerechtelijke incassokosten van Afl. 1.500,00 ook toegewezen konden worden.
Het vonnis, uitgesproken op 21 oktober 2020, veroordeelde de gedaagden tot betaling van het verschuldigde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. De rechter verklaarde de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat [naam VBA] direct uitvoering kan geven aan het vonnis, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.