ECLI:NL:OGEAA:2020:444

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 november 2020
Publicatiedatum
13 november 2020
Zaaknummer
AUA202001063
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtsgeldigheid van een arbeidsovereenkomst en de gevolgen van niet-naleving van de schriftelijke vereisten

In deze zaak heeft verzoeker, een werknemer, een verzoek ingediend bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, waarin hij de nietigheid van zijn ontslag aanvoert. Verzoeker was sinds 2 augustus 2019 in dienst bij de naamloze vennootschap Arends Inspection N.V. en heeft op 17 oktober 2019 voor het laatst gewerkt. De werkgever heeft het dienstverband beëindigd met een brief van 23 oktober 2019, waarin werd gesteld dat het contract was beëindigd omdat het project waarvoor verzoeker was aangenomen was afgerond. Verzoeker heeft echter de nietigheid van het ontslag ingeroepen en verzoekt het Gerecht om zijn ontslag nietig te verklaren, zijn loon door te betalen en hem weder te werk te stellen.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst niet voldoet aan de vereisten van artikel 7A:1613x lid 1 BW, dat voorschrijft dat een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk moet worden aangegaan. Aangezien de overeenkomst mondeling is aangegaan, zijn de bepalingen voor onbepaalde tijd van toepassing. Het Gerecht oordeelt dat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst in strijd is met de wet, omdat er geen toestemming was van de directeur van de Directie Arbeid en er geen dringende redenen waren voor beëindiging.

De vordering van verzoeker om te verklaren dat de arbeidsovereenkomst nog steeds van kracht is, wordt toegewezen. Het Gerecht oordeelt dat verzoeker recht heeft op doorbetaling van zijn loon, maar matigt de vordering tot drie maanden salaris. De gevorderde wettelijke verhoging wordt gematigd tot 15%. De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen, omdat het Gerecht niet verwacht dat partijen nog vruchtbaar kunnen samenwerken. Verweerster wordt veroordeeld in de proceskosten. De beschikking is uitgesproken op 10 november 2020 door rechter J.M.J. Keltjens.

Uitspraak

Beschikking van 10 november 2020
Behorend bij E.J. nr. AUA202001063
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoeker],
te Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de naamloze vennootschap
ARENDS INSPECTION N.V.,
te Aruba,
VERWEERSTER,
gemachtigde: de advocaat mr. C.F.K.J. Lejuez.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties;
  • het verweerschrift;
  • de mondelinge behandeling op 29 september 2020.
1.2
Beschikking is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 2 augustus 2019 is verzoeker in dienst van verweerster getreden, laatstelijk in de functie van helper, tegen een bruto uurloon van Afl. 13,- (verzoekschrift prod. 2).
2.2
Op 17 oktober 2019 heeft verzoeker voor het laatst gewerkt.
2.3
In de brief van 23 oktober 2019 van verweerster aan verzoeker (verzoekschrift prod. 3) staat, voor zover van belang, het volgende:
“As you know, you were hired for the duration of the project RFP steel water tank coating at the Hyatt Hotel. The work has finished, reason why we have terminated your contract with us as per October 18, 2019.”
2.4
Bij brief van 12 november 2019 heeft verzoeker de nietigheid van het ontslag ingeroepen.

3.DE VORDERING

3.1
Verzoeker verzoekt dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. a) verzoeker toestemming verleent om kosteloos te procederen;
b) het aan verzoeker verleende ontslag nietig verklaart;
c) verweerster veroordeelt om aan verzoeker het salaris vanaf datum ontslag te betalen en te blijven betalen voor zolang het dienstverband rechtsgeldig voortduurt, vermeerderd met de wettelijke verhoging;
d) verweerster beveelt om verzoeker binnen vijf dagen na betekening van deze beslissing weder te werk te stellen in zijn reguliere functie, op straffe van een dwangsom van Afl. 75,- per dag of gedeelte daarvan dat zij dat bevel niet opvolgt;
e) verweerster veroordeelt in de proceskosten.
3.2
Aan dat verzoek legt verzoeker ten grondslag dat de arbeidsovereenkomst is aangegaan zonder inachtneming van het bepaalde in artikel 7:1613x, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), zodat daarop de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing zijn.
3.3
Verweerster heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Voor zover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter beoordeling van het Gerecht ligt de vraag voor of de arbeidsovereenkomst voldoet aan de vereisten voor het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
4.2
Ingevolge artikel 7A:1613x, eerste lid, BW, wordt een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd schriftelijk aangegaan.
Ingevolge artikel 7A:1613x, derde lid, zijn, indien een arbeidsovereenkomst is aangegaan voor bepaalde tijd zonder inachtneming van het eerste of tweede lid, daarop de bepalingen inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd van toepassing.
4.3
Naar het oordeel van het Gerecht kan in het midden blijven of de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan voor het project ‘
RFT water tank coating” bij het Hyatt Hotel. Tussen partijen staat namelijk vast dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan. Verder staat tussen partijen vast dat deze arbeidsovereenkomst mondeling is aangegaan. Dit brengt mee dat, ook zou komen vast te staan dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd namelijk voor de duur van het project ‘
RFT water tank coating” bij het Hyatt Hotel was aangegaan, de arbeidsovereenkomst toch niet voldoet aan de vereisten van artikel 7A:1613x, eerste lid, BW omdat de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk is gesloten. Dit betekent dat de regels inzake de beëindiging van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op de arbeidsovereenkomst van toepassing zijn.
4.4
Een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan worden beëindigd ingevolge artikel 7A:1615o BW, indien zich een dringende reden voordoet, of ingevolge artikel 4 van de Landsverordening beëindiging arbeidsovereenkomst (Lba) indien daarvoor toestemming is verleend door de directeur van de Directie Arbeid en met inachtneming van de wettelijke opzeggingstermijn ingevolge artikel 7A:1615i BW.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Lba is het de werkgever verboden de arbeidsovereenkomst te beëindigen zonder toestemming van de Directeur. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder a, geldt het verbod, bedoelt in het eerste lid, niet indien de beëindiging geschiedt om een dringende aan de werknemer of de werkgever onverwijld medegedeelde reden.
4.5
In dit geval is geen toestemming verleend door de directeur van de Directie Arbeid en doen zich geen dringende redenen voor, zodat de arbeidsovereenkomst in strijd met het verbod van artikel 4, eerste lid, van de Lba is beëindigd. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Lba zijn handelingen in strijd met artikel 4, eerste lid, nietig. Ingevolge het tweede lid kan de werknemer ten aanzien van handelingen van de werkgever deze nietigheid gedurende zes maanden inroepen. Zoals hiervoor onder 2.4 is vermeld, heeft verzoeker bij brief van 12 november 2019 en aldus tijdig de nietigheid van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door verweerster ingeroepen, hetgeen hij, gelet op het hiervoor overwogene, terecht heeft gedaan. Dat brengt met zich dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen nog onverkort bestaat. De vordering om voor recht te verklaren dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst van kracht is, komt dan ook voor toewijzing in aanmerking.
4.6
Het voorgaande brengt mee dat de vordering van verzoeker tot doorbetaling van zijn loon toewijsbaar is. De overeenkomst is immers niet geëindigd en verzoeker heeft zich bereid verklaard arbeid te verrichten. De loonaanspraak zal worden gebaseerd op een arbeidsomvang van 40 uren per week, zoals verzoeker ter zitting onbestreden heeft gesteld. Verweerster heeft (althans zo begrijpt het Gerecht de stellingen van verweerster) een beroep gedaan op matiging van de toe te wijzen loonvordering, welk beroep vooral gegrond is op de stelling dat verzoeker pas sinds 2 augustus 2019 in dienst was toen hij op 17 oktober 2018 voor het laatst door verweerder is opgehaald om te werken. Gelet op de duur van de overeenkomst, en het tijdsverloop tussen oktober 2019 en de indiening van de loonvordering, ziet het Gerecht aanleiding die vordering te matigen tot 3 maanden salaris, omdat dit anders onder de omstandigheden van dit geval zou leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor verweerster.
4.7
De gevorderde wettelijke verhoging zal ingevolge artikel 7A:1614q BW overeenkomstig vaste rechtspraak van het Gemeenschappelijk Hof worden gematigd tot 15%.
4.8
De vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen, nu het Gerecht niet verwacht dat partijen nog vruchtbaar kunnen samenwerken. Daar komt bij dat verweerster ter zitting onbestreden heeft gesteld dat er thans geen projecten meer zijn om verzoeker te werk te stellen.
4.9
Verweerster zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.

5.DE BESLISSING

het Gerecht:
- verleent verzoeker toestemming om kosteloos te procederen;
- verklaart voor recht dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen van kracht is;
- veroordeelt verweerster tot betaling aan verzoeker het bedongen loon ad Afl. 13,00 per uur gebaseerd op 40 uren per week vanaf 18 oktober 2019 tot 18 januari 2020, te vermeerderen met de wettelijke verhoging tot een maximum van 15% vanaf 18 oktober 2019 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt verweerster in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van verzoeker worden begroot op Afl. 50,- aan griffierechten en Afl. 2.500,- aan gemachtigdensalaris;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, rechter, en uitgesproken op dinsdag 10 november 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.