ECLI:NL:OGEAA:2020:437

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
28 oktober 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
AUA202002333 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met minderjarige naar het buitenland

In deze zaak heeft de moeder verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige kind naar New York te verhuizen. De vader heeft hiertegen verweer gevoerd. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 24 september 2020 werd ingediend. Tijdens de zitting op 12 oktober 2020 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De moeder heeft aangevoerd dat zij vanwege financiële redenen en de gevolgen van de Covid-19 pandemie in Aruba niet in haar levensonderhoud kan voorzien en dat verhuizen naar New York haar de mogelijkheid biedt om een beter leven voor haar en haar kind te creëren. De vader heeft echter betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is, die geworteld is in Aruba en een goede band heeft met hem en zijn familie.

De rechter heeft overwogen dat de belangen van de minderjarige voorop staan en dat de moeder onvoldoende heeft aangetoond dat haar belangen zwaarder wegen dan die van de minderjarige. De rechter heeft vastgesteld dat de minderjarige op dit moment een stabiele en gezonde ontwikkeling doormaakt in Aruba en dat de verhuizing naar New York een onredelijke aantasting van zijn belangen zou zijn. De rechter heeft daarom de vordering van de moeder afgewezen en de vader niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot wijziging van het gezag. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 28 oktober 2020
Behorend bij K.G. AUA202002333
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het kort geding tussen:
[de moeder],
wonende in Aruba,
eiseres in conventie en gedaagde in reconventie, hierna ook te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. E.M.J. Cafarzuza,
en:
[de vader],
wonende in Aruba,
gedaagde in conventie en eiser in reconventie, hierna ook te noemen: de vader,
in persoon.
Belanghebbenden:
[belanghebbende], de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 24 september 2020;
- producties zijdens de moeder;
- de pleitaantekeningen van de moeder;
- de pleitaantekeningen voorzien van producties zijdens de vader;
- de behandeling van de zaak ter zitting van 12 oktober 2020;
- de akte uitlating zijdens de moeder, inhoudende dat partijen geen regeling hebben bereikt.
- De door de vader genomen akte met producties, waarbij hij het gerecht bericht over de inhoud van de tussen partijen plaatsgevonden onderhandeling en zijn standpunt daarop. De inhoud van deze akte met producties zal buiten beschouwing worden gelaten, nu het partijdebat op dat moment al gesloten was en de inhoud van onderhandelingen niet in dit geding worden beoordeeld.
1.2
Ter zitting zijn verschenen de moeder bijgestaan door haar gemachtigde voornoemd en de vader in persoon. Partijen hebben het woord gevoerd en hebben kunnen reageren op elkaars stellingen.
1.3
De datum van de uitspraak is bepaal op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen zijn op 27 maart 2013 in Aruba in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
2.2
Uit bedoeld huwelijk tussen partijen is de thans nog minderjarige [belanghebbende] geboren op 30 maart 2015 in de Verenigde Staten van Amerika.
2.3
De moeder is na het huwelijk tussen partijen in de Verenigde Staten van Amerika is blijven wonen. Ongeveer twee maanden na de geboorte van de minderjarige, medio mei 2015, is zij met de minderjarige naar Aruba verhuisd om samen met de vader in gezinsverband te leven.
2.4
Bij beschikking van dit gerecht van 10 september 2018 is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
2.5
Bij beschikking van dit gerecht van 1 juli 2019 is bepaald dat partijen gezamenlijk belast blijven met de uitoefening van het gezag over de minderjarige en dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader zal zijn. Verder is bij bedoelde beschikking een omgangsregeling tussen de minderjarige en de ouders bepaald inhoudende dat de minderjarige telkens drie dagen en nachten bij de vader verblijft en vervolgens drie dagen en nachten bij de moeder verblijft.
2.6
De minderjarige verblijft sedertdien feitelijk 50% bij de moeder en 50% bij de vader en de hoofdverblijfplaats is nog steeds bij de vader.
2.7
De moeder is thans voornemens om met de minderjarige naar New York te verhuizen.

3.DE VORDERING

in conventie

3.1
De moeder vordert in kort geding - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - dat het gerecht haar toestemming verleent om met de minderjarige naar New York te verhuizen en dat de vader wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.
3.2
De vader voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering.
in reconventie
3.3
De vader vordert in kort geding - bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad - dat het gerecht het gezag wijzigt, in die zin dat de vader voortaan alleen met het gezag over de minderjarige wordt belast, met veroordeling van de moeder in de proceskosten.
3.4
De moeder voert verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het spoedeisend belang van de moeder bij haar vordering volgt uit de aard van die vordering en de daaraan ten grondslag gelegde stellingen.
4.2
In deze op een spoedbeslissing gerichte procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde stellingen, zonder nader onderzoek en bewijslevering, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
In conventie
4.3
Aan de orde is de vraag of aan de moeder door het gerecht vervangende toestemming moet worden verleend om met de minderjarige naar New York te verhuizen.
4.4
Bij de beantwoording van die vraag dient het volgende in aanmerking te worden genomen.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het wijzigen van de woonplaats van de minderjarige instemming van de vader behoeft. Indien de ouders hieromtrent niet tot overeenstemming komen, zal de rechter op grond van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek van Aruba een zodanige beslissing nemen die hem in het belang van de minderjarige voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. De rechter zal bij zijn beslissing over dergelijke geschillen alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen, en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te emigreren;
- de mate waarin de emigratie is doordacht en voorbereid;
- de door de emigrerende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de emigratie voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in hun vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, hun mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de emigratie.
4.5
De moeder heeft ter onderbouwing van haar vordering - zo begrijpt het gerecht - gesteld dat er bij haar een (financiële) noodzaak bestaat om te verhuizen naar New York, nu het haar over de jaren heen niet is gelukt om in Aruba een stabiel (financieel) leven op te bouwen. Door de gevolgen van de uitbraak van Covid-19 in Aruba komt daar nog bij dat zij minder is gaan verdienen en dat haar diensten als gevolg van bedoelde uitbraak gewijzigd zijn naar avonddiensten, waardoor zij minder tijd heeft om met de minderjarige door te brengen. De moeder acht deze situatie onwenselijk nu zij juist betrokken wil zijn in het leven van de minderjarige. De moeder wenst de minderjarige het beste te bieden en dit kan bereikt worden in New York, waar de ouders van moeder wonen en waar de moeder een baan heeft gevonden waarmee zij per direct kan beginnen.
De ouders van moeder zullen haar en de minderjarige opvangen en zullen haar en de minderjarige ook financieel ondersteunen waar dat nodig is. Op deze manier wordt het voor moeder makkelijker het werk te combineren met de verzorging en opvoeding van de minderjarige. Moeder stelt zich op het standpunt dat zij haar beslissing om te verhuizen naar New York goed heeft doordacht.
4.6
Hoewel het gerecht de wens en de belangen van de moeder om naar New York te verhuizen begrijpt, is het gerecht voorshands van oordeel dat haar belangen minder zwaar dienen te wegen dan de belangen van de minderjarige bij het in stand laten van zijn huidige woonsituatie in Aruba. Daartoe wordt als volgt overwogen.
Voorop wordt gesteld dat het de moeder vrij is om haar leven naar eigen goeddunken in te richten en haar woonplaats te kiezen. Die vrijheid wordt echter begrensd door de belangen van de minderjarige, welke niet onaanvaardbaar in het gedrang mogen komen. Het betreft in dit geval een minderjarig kind van vijf jaar oud die vrijwel zijn hele leven in Aruba heeft gewoond. De minderjarige is geworteld in Aruba en zijn gehele sociale leven speelt zich in Aruba af, waar hij ook naar school gaat. Gelet hierop is het gerecht voorshands van oordeel dat er sprake is van een onredelijke aantasting van de belangen van de minderjarige indien de moeder met hem naar het buitenland verhuist. Dat de minderjarige voldoende veerkrachtig is om een verhuizing en een wisseling van school aan te kunnen, maakt het voorgaande niet anders. Overigens geldt dat onbetwist is gesteld dat de minderjarige zeer gehecht is aan de vader en aan de familie aan de kant van de vader, en dat de vader altijd goed heeft gezorgd voor de minderjarige. Het valt dan ook niet in te zien waarom het voor de minderjarige beter zal zijn om naar New York te verhuizen in plaats dat hij blijft wonen in Aruba, nu niet in geschil is dat de minderjarige zich als vijfjarige gezond en leeftijdsadequaat ontwikkelt.
4.7
Voorts overweegt het gerecht voorshands dat de moeder niet, althans onvoldoende heeft onderbouwd waarom haar wens om samen met de minderjarige te verhuizen naar New York zwaarder dient te wegen dan het belang van de vader en de minderjarige bij onverminderd fysiek contact met elkaar. Niet in geschil is dat er ten aanzien van de minderjarige thans sprake is van co-ouderschap en dat de vader in het kader daarvan wekelijks fysiek contact heeft met de minderjarige. Door een verhuizing naar het buitenland zal bedoelde contacten tussen de vader en de minderjarige niet meer mogelijk zijn en ook zal de vader niet betrokken kunnen raken bij de sociale contacten (hobby’s, sport) die de minderjarige zal aangaan. De moeder heeft weliswaar voorgesteld dat het contact via skype dan wel
“facetime”plaatsvindt, maar naar het voorlopig oordeel van het gerecht biedt dit alternatief niet voldoende compensatie voor de gevolgen die de verhuizing heeft op de omgang tussen de vader en de minderjarige. Door de verhuizing van de moeder alleen naar New York zal er voor de minderjarige een flinke disbalans plaatsvinden in de bestaande co-ouderschap situatie, welke disbalans sterk vergroot wordt wanneer minderjarige met haar zou meeverhuizen.
4.8
Het gerecht is gelet op het bovenstaande voorlopig dan ook van oordeel dat de verhuizing niet in het belang is van de minderjarige en dat de vordering om die reden dient te worden afgewezen. Van feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel moeten leiden is niet gesteld noch gebleken.
4.9
Gelet op de aard van het geding en de relatie die tussen partijen bestaat, ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
In reconventie
4.1
De vader zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot het wijzigen van het ouderlijk gezag, nu een dergelijke vordering ziet op een definitieve wijziging van de gezagsverhouding tussen de ouders en zich daarom niet leent voor behandeling in kort geding.
4.11
Gelet op de aard van het geding en de relatie die tussen partijen bestaat, ziet het gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht, recht doende in kort geding:
in conventie
wijst het gevorderde af;
in reconventie
verklaart de vader niet-ontvankelijk in het door hem gevorderde;
in conventie en in reconventie
compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens, en in het openbaar uitgesproken op donderdag 28 oktober 2020 in aanwezigheid van de griffier.