ECLI:NL:OGEAA:2020:432

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
20 oktober 2020
Publicatiedatum
3 november 2020
Zaaknummer
AUA201903251
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen ouders van minderjarige kinderen met verzoek om kinderalimentatie

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de moeder verzocht om een bijdrage van de vader in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen, geboren in 2005 en 2006. De procedure begon met een verzoekschrift en diverse producties, waaronder een verweerschrift van de vader en pleitaantekeningen van de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling op 18 februari 2020 zijn beide partijen verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De moeder stelde dat de vader sinds oktober 2018 geen bijdrage meer heeft geleverd, wat haar in financiële problemen heeft gebracht.

De rechter heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, conform artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De hoogte van de kinderalimentatie is afhankelijk van de kosten van verzorging en opvoeding en de draagkracht van beide ouders. De rechter heeft de kosten van verzorging en opvoeding voor de kinderen vastgesteld op Afl. 665,- voor de oudste en Afl. 815,- voor de jongste, waarbij rekening is gehouden met specifieke kosten zoals tandarts en logopedie.

De draagkracht van de moeder is vastgesteld op Afl. 2.400,- aan noodzakelijke lasten, waardoor zij geen bijdrage kan leveren. De vader heeft een netto-inkomen van Afl. 4.040,-, met noodzakelijke lasten van Afl. 3.470,-, wat hem in staat stelt om een bijdrage te leveren. Uiteindelijk heeft de rechter bepaald dat de vader maandelijks Afl. 253,- voor de oudste en Afl. 317,- voor de jongste moet betalen, met ingang van de datum van de uitspraak, en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Beschikking van 20 oktober 2020
behorend bij EJ nr. AUA201903251
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn,
en:
[Verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. M.A. Ellis-Schipper.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties,
- producties zijdens de vader,
- het verweerschrift d.d. 18 februari 2020,
- de pleitaantekeningen van de moeder van 18 februari 2020,
- de mondelinge behandeling ter zitting van op 18 februari 2020, waar zijn verschenen de partijen bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd,
- de akte zijdens de moeder, waarbij zij het Gerecht kenbaar maakt dat tussen partijen geen regeling is bereikt en waarbij zij het Gerecht verzoekt om beschikking te geven.
1.2
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen partijen zijn de thans nog minderjarige kinderen geboren:
- [ Minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2005 in Aruba en;
- [ Minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2006 in Aruba.
2.2
Bij beschikking van dit Gerecht van 24 juni 2010 (EJ693/2010) is onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot veroordeling van de vader om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige 1] een bedrag van Afl. 600,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad, te betalen en om ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige 2] een bedrag van Afl. 650,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad, te betalen.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de moeder gesteld dat de vader sinds oktober 2018 niet meer heeft bijgedragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Vanwege het achterwege blijven van een redelijke bijdrage zijdens vader, komt moeder in het gedrang met de voldoening van de maandelijkse kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het Gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 650,- per maand bedraagt. Het Gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de post “tandarts” ad Afl. 15,- per maand ten behoeve van [naam minderjarige 1] en de post “tandarts” ad Afl. 15,- per maand en de post “logopedie” ad. Afl. 150,- per maand ten behoeve van [naam minderjarige 2], nu de vader deze kosten niet heeft weersproken. Gelet op het vorenstaande kan de behoefte van de minderjarige [naam minderjarige 1] vastgesteld worden op Afl. 665,-- en van de minderjarige [naam minderjarige 2] vastgesteld op Afl. 815,-- per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.178,-.
4.4.3
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl.
1.400,-per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “huur” ad Afl. 1.000,-. Met de diverse posten betreffende aflossing van schulden/leningen, zal het gerecht geen rekening houden omdat niet is gebleken dat deze prioriteit dienen te genieten boven de kinderalimentatie. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
4.4.4
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.400,--.
4.4.5
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder geen draagkracht heeft.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 3.090,-. De vader is arbeidscontractant en ontvangt jaarlijks vakantie-uitkering, maar heeft daarvan geen bewijsstukken overgelegd. Dat had wel op zijn weg gelegen en daarom schat de rechtbank dit omgerekend op een bedrag van Afl. 250,--per maand. De moeder heeft gesteld dat de vader daarnaast inkomsten geniet uit losse activiteiten, maar heeft nagelaten om haar stelling te onderbouwen. Het gerecht gaat daarom uit van de juistheid van de stelling van de vader, inhoudende dat hij verder een bedrag van Afl. 700,- per maand aan losse kleine activiteiten ontvangt. Het netto-inkomen van de vader bedraagt gelet op het voorgaande een bedrag van gemiddeld Afl. 4.040,-, per maand.
4.5.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.000,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien, nu hij met zijn huidige partner samenwoont en van die partner verwacht wordt dat zij bijdraagt in de kosten van de gezamenlijke huishouding. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de posten “huur” ad Afl. 925,- zijnde de helft van de huurkosten, nu de vader samenwoont met zijn partner die geacht moet worden voor de helft bij te dragen in deze kosten) en de post “geconsolideerd beslag” ad Afl. 1.545,23 nu deze post niet is betwist. Met de diverse posten betreffende aflossing van schulden/leningen, zal het gerecht geen rekening houden omdat niet is gebleken dat deze prioriteit dienen te genieten boven de kinderalimentatie.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.470,-.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 4.040,- - Afl. 3.470,- =) Afl. 570, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.6
Gelet op de draagkracht van partijen en op de behoefte van de minderjarigen acht het gerecht na te melden door de vader te betalen bijdrage per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op heden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van de vader, [Verweerder], in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen [Minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2005 in Aruba, en [Minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2006 in Aruba, op Afl. 253,- onderscheidenlijk Afl. 317,-- per maand, met ingang van heden en in de toekomst telkens bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, ter zitting van 20 oktober 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.