In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoekster en de naamloze vennootschap Divi Aruba Sales Consultants N.V. De verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. D.G. Kock, heeft een verzoek ingediend om het ontslag op staande voet dat haar door Divi is opgelegd, nietig te verklaren. De verzoekster was in dienst als 'Off Premises Consultant' en is op 2 september 2019 ontslagen omdat zij volgens Divi in strijd heeft gehandeld met het beleid van de onderneming door een touractiviteit van een externe touroperator te verkopen. Divi, vertegenwoordigd door mr. A.E. Barrios, heeft het ontslag verdedigd door te stellen dat er sprake was van een dringende reden voor het ontslag, aangezien de verzoekster herhaaldelijk was gewaarschuwd voor het overtreden van het beleid dat het verkopen van activiteiten van derden verbiedt.
Tijdens de zitting is de procedure besproken, waarbij beide partijen hun standpunten hebben toegelicht. De verzoekster heeft betwist dat er een dringende reden was voor haar ontslag en heeft aangevoerd dat zij niet op de hoogte was van het verbod om activiteiten van derden te verkopen. Het Gerecht heeft vastgesteld dat Divi de bewijslast heeft om aan te tonen dat de verzoekster op de hoogte was van het verbod, dat tijdens een vergadering op 19 februari 2019 is besproken. Het Gerecht heeft besloten dat Divi bewijs moet leveren van de kennis van de verzoekster over dit verbod, en heeft een getuigenverhoor gepland voor 12 januari 2021.
De beslissing van het Gerecht houdt in dat het verzoek van de verzoekster om het ontslag nietig te verklaren voorlopig wordt aangehouden totdat Divi haar bewijs heeft geleverd. De zaak betreft belangrijke aspecten van het arbeidsrecht, waaronder de geldigheid van ontslag op staande voet en de verplichtingen van werkgevers om werknemers op de hoogte te stellen van belangrijke beleidsregels.