ECLI:NL:OGEAA:2020:407

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 september 2020
Publicatiedatum
21 oktober 2020
Zaaknummer
AUA202001796 KG
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een kort geding met betrekking tot een straat- en contactverbod in een gezinsconflict

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde met het verzoek om een straat- en contactverbod op te leggen. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. C.H. Lejuez, vorderde dat gedaagde, vertegenwoordigd door mr. G.L. Griffith, zich voor de duur van 12 maanden niet binnen een straal van 500 meter van haar en hun zoon zou bevinden. De aanleiding voor deze vordering was een incident op 11 juli 2020, waarbij gedaagde zijn ex-partner met een mes heeft bedreigd in de bijzijn van hun zoon. Eiseres stelde dat zij en haar zoon zich onveilig voelden door het gedrag van gedaagde en dat er een gegronde vrees bestond voor hun veiligheid.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 augustus 2020 heeft het Gerecht de standpunten van beide partijen gehoord. Eiseres heeft haar vordering onderbouwd met het argument dat gedaagde in het verleden fysiek en verbaal geweld heeft gebruikt. Gedaagde heeft de beschuldigingen betwist en verklaard dat hij sinds het incident op 11 juli 2020 geen contact meer heeft gehad met eiseres of hun zoon. Het Gerecht heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eiseres en hun zoon had gemaakt die een straat- en contactverbod rechtvaardigde.

Uiteindelijk heeft het Gerecht de vorderingen van eiseres afgewezen, met de overweging dat de enkele vermoedens van eiseres niet voldoende waren om de gevorderde verboden te rechtvaardigen. Het Gerecht heeft ook geoordeeld dat gedaagde niet als vrijbrief moest worden opgevat om eiseres en hun zoon te benaderen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 9 september 2020.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 9 september 2020
Behorend bij AUA202001796 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
Eiseres,
te Aruba,
EISERES, hierna ook te noemen: [eiseres],
gemachtigde: mr. C.H. Lejuez,
tegen:
Gedaagde,
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. G.L. Griffith.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties ingediend op 28 juli 2020;
- de aantekeningen van [eiseres];
- de pleitnotities van [gedaagde];
- de bij e-mails van 27 augustus 2020 door [eiseres] respectievelijk [gedaagde] toegezonden producties;
- de mondelinge behandeling op 20 augustus 2020.
1.2
Vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Partijen hebben vanaf april 2010 tot eind september 2015 in Nederland een relatie gehad en hebben tot september 2017 in hetzelfde huis gewoond terwijl de relatie toen afgelopen was. Partijen hebben samen een zesjarige zoon (hierna te noemen: de zoon).
2.2
Bij beschikking van de gemeente ’s-Gravenhage van 21 april 2015 is aan [gedaagde] een huisverbod opgelegd. Op 30 april 2015 heeft de burgemeester besloten om het huisverbod niet te verlengen.
2.3 [
eiseres] is op 8 augustus 2018 naar Aruba teruggekeerd. De zoon heeft zijn hoofdverblijfplaats bij [eiseres]. Ook [gedaagde] is naar Aruba teruggekeerd. De zoon verblijft om het weekend bij [gedaagde].
2.4
Op 11 juli 2020 rond twee uur ’s-nachts zijn de problemen tussen de ex-partner van [gedaagde] met wie hij toen samenwoonde en [gedaagde] zo ver uit de hand gelopen dat zij [gedaagde] met een mes heeft bedreigd. Dit is gebeurd in de bijzijn van de zoon. De politie heeft de zoon in de vroege ochtend rond drie uur bij [eiseres] teruggebracht.
2.5
Na dit incident heeft [eiseres] de omgangsregeling tussen [gedaagde] en de zoon onmiddellijk gestopt.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. a) [gedaagde] te verbieden zich voor de duur van 12 maanden, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, te bevinden in een straal van 500 meter van de woonplaats van [eiseres] en de zoon, zijnde [adress];
b) [gedaagde] te verbieden zich voor de duur van 12 maanden, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, te bevinden in een straal van 500 meter van de school van de zoon, zijnde [naam school], [adres], Oranjestad;
c) [gedaagde] te verbieden zich voor de duur van 12 maanden, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, te begeven op het werkadres van [eiseres], zijnde Huisartsenpraktijk [naam], te [adres];
d) [gedaagde] te verbieden voor de duur van 12 maanden, na betekening van het in deze te wijzen vonnis, direct dan wel indirect contact op te nemen met [eiseres] en de zoon;
e) [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een dwangsom van Afl. 750,- voor elke overtreding van voornoemde verboden;
f) [eiseres] te machtigen om ter handhaving van de gegeven verboden de hulp in te roepen van de sterke arm van politie en justitie;
g) elk andere door het Gerecht in goede justitie te vermenen beslissing;
h) [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proceskosten.
3.2 [
eiseres] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] ook haar diverse malen fysiek en verbaal heeft mishandeld gedurende hun relatie. Uit het incident van 11 juli 2020 tussen [gedaagde] en zijn ex-partner, blijkt dat hij zijn leven niet heeft verbeterd, aldus [eiseres]. [eiseres] heeft door het gedrag van [gedaagde] ernstige vrees gekregen voor de veiligheid van haarzelf en ook voor hun zoon. [eiseres] heeft last van onrust en een onveilig gevoel als [gedaagde] zich in de omgeving van hun zoon bevindt. Volgens [eiseres] is de situatie dusdanig bedreigend dat er in het belang van de veiligheid en rust van haar en van de zoon dat [gedaagde] wordt verboden zich het eerstkomende jaar in hun nabijheid te bevinden.
3.3 [
gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.4
Het Gerecht zal hierna, waar nodig, nader op de standpunten van partijen ingaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
Gezien het overgelegde bewijs van onvermogen zal aan [gedaagde] toestemming worden verleend om kosteloos te mogen procederen.
4.2
De spoedeisendheid van de gevraagde voorziening volgt uit de aard van de vordering.
4.3
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.4
Een straat- en contactverbod vormt een inbreuk op het aan een ieder toekomend recht om zich vrijelijk te bewegen. Voor het toewijzen van een zo ingrijpende maatregel moet sprake zijn van in hoge mate aannemelijke feiten en omstandigheden die zo'n inbreuk kunnen rechtvaardigen.
4.5 [
gedaagde] betwist [eiseres] sedert terugkomst van beide partijen ooit op haar werk, in haar woning en de nabijheid daarvan, hebben gevallen. [gedaagde] erkent dat op 11 juli 2020 de discussie tussen hem en zijn ex-partner flink uit de hand is gelopen in de bijzin van de zoon, maar volgens hem is het zeker nooit zijn bedoeling geweest om de minderjarige aan enig agressief gedrag en/of geweld bloot te stellen. Hij heeft een hechte band met zijn zoon en is altijd betrokken geweest in zijn leven. Voor zover [gedaagde] zich tot de woning van [eiseres] heeft begeven was het volgens hem in het kader van de omgangsregeling. Na het incident van 11 juli 2020 is hij niet meer naar de woning van [eiseres] geweest. Hij ontkent dat hij ooit naar het werk van [eiseres] is gegaan. Voor wat betreft de school van de zoon, heeft hij enkel in het kader van de omgangsregeling tot de school begeven. Na het incident is dit niet meer het geval geweest. Evenmin kan hij [eiseres] telefonisch lastigvallen, omdat hij op 11 juli 2020 door [eiseres] is geblokkeerd.
4.6
Het Gerecht is van oordeel dat [eiseres] zich op de bewuste nacht van het incident in ieder geval zeer onverstandig heeft gedragen door zo laat nog met de zesjarige zoon bij zijn ex-vriendin thuis te komen en vervolgens daardoor in een relationeel handgemeen terecht te komen. Echter [eiseres] heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] op dusdanig (ontoelaatbare) wijze inbreuk heeft gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en dat van hun zoon dat het opleggen van een gebieds- en contactverbod is gerechtvaardigd. [eiseres] heeft haar stellingen, tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde], onvoldoende onderbouwd. [eiseres] heeft slechts zonder onderbouwing met recente agressieve feiten jegens haar en of hun zoon gesteld dat sprake is van “een gegronde vrees voor haar veiligheid en of die van hun zoon”, terwijl ter terechtzitting is gebleken dat [gedaagde] (in ieder geval na het incident van 11 juli 2020) gedurende de laatste maanden geen contact heeft gezocht en/of gehad met [eiseres] dan wel hun zoon. De enkele vermoedens van [eiseres] dat [gedaagde] haar lastig zal kunnen vallen, rechtvaardigen niet de gevorderde verboden. Evenmin is komen vast te staan dat [gedaagde] [eiseres] telefonisch lastig valt, nu hij onbestreden heeft gesteld dat hij sinds 11 juli 2020 door [eiseres] is geblokkeerd. De slotsom dient dan ook te zijn dat de vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen.
4.7
Ten slotte overweegt het Gerecht het volgende. [gedaagde] mag onderhavige beslissing niet opvatten als een vrijbrief om [eiseres] en zijn zoon tegen hun wil op te zoeken of anderszins tegen hun wil te benaderen. Het is voor alle partijen van belang dat er rust komt, waarna de verhoudingen zich mogelijkerwijze zullen normaliseren.
4.8
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
verleent [gedaagde] toestemming om kosteloos te mogen procederen;
5.2
wijst de vorderingen van [eiseres] af;
5.3
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Keltjens rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 september 2020, in aanwezigheid van de griffier.