ECLI:NL:OGEAA:2020:387

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
5 oktober 2020
Publicatiedatum
14 oktober 2020
Zaaknummer
AUA201903415
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering inschrijving huwelijk wegens schijnhuwelijk en strijdigheid met openbare orde

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 5 oktober 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen appellante en het Hoofd van de Dienst Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister. Appellante had verzocht om haar huwelijk met haar echtgenoot in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba, maar dit verzoek werd op 29 oktober 2018 afgewezen. Appellante maakte bezwaar tegen deze afwijzing, maar het bezwaar werd op 23 augustus 2019 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellante op 3 oktober 2019 beroep ingesteld bij het Gerecht. De verweerder weigerde de inschrijving van het huwelijk op grond van de stelling dat het huwelijk een schijnhuwelijk was, wat strijdig zou zijn met de openbare orde. Het Gerecht heeft de feiten en omstandigheden van de zaak beoordeeld, waaronder de tegenstrijdige verklaringen van appellante en haar echtgenoot, het grote leeftijdsverschil en het feit dat appellante haar echtgenoot niet of nauwelijks had ontmoet voor het huwelijk. Appellante betwistte de kwalificatie van het huwelijk als schijnhuwelijk en voerde aan dat zij een affectieve relatie had met haar echtgenoot. Het Gerecht oordeelde echter dat verweerder in redelijkheid tot de conclusie had kunnen komen dat er sprake was van een schijnhuwelijk, en verklaarde het beroep ongegrond. De uitspraak benadrukt het belang van de intentie bij het aangaan van een huwelijk en de criteria die daarbij in acht moeten worden genomen.

Uitspraak

Uitspraak van 5 oktober 2020
LAR nr. AUA201903415

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[appellante],

wonende in Aruba,
APPELLANTE,
gemachtigde: de advocaat mr. M.M. Malmberg,
gericht tegen:

HET HOOFD VAN DE DIENST BURGERLIJKE STAND EN BEVOLKINGS-REGISTER,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. J.M.A.M. Ponsioen (DBSB).

PROCESVERLOOP

Bij beschikking van 29 oktober 2018 heeft verweerder het verzoek van appellante om haar huwelijk met [echtgenoot] (hierna: de echtgenoot) in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba, afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft appellante op 7 december 2018 bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 23 augustus 2019 (de bestreden beslissing) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen de bestreden beslissing heeft appellante op 3 oktober 2019 beroep ingesteld bij het Gerecht.
Verweerder heeft op 6 januari 2020 een verweerschrift ingediend.
In verband met de maatregelen ter bestrijding van het coronavirus heeft het Gerecht partijen verzocht of zij af willen zien van een behandeling ter zitting. Partijen hebben toestemming gegeven om de zaak zonder zitting af te doen.
Appellant heeft op 22 mei 2020 een reactie op het verweerschrift ingediend.
Verweerder heeft op 10 juni 2020 een schriftelijk reactie ingediend.
Hierna is de uitspraak bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Het wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister, worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden der bevolkingsregisters zijn belast, bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
1.2
Ingevolge artikel 22, negende lid, van het krachtens voormelde bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister wordt een gegeven omtrent een persoon niet ingeschreven, indien het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van oordeel is dat dat gegeven in strijd is met de goede zeden of de openbare orde.
De feiten
2.1
Appellante is geboren op 19 oktober 1968 en heeft de Nederlandse nationaliteit. De echtgenoot is geboren op 4 oktober 2017 en heeft de Dominicaanse nationaliteit.
2.2
Appellante is op 4 oktober 2017 in de Dominicaanse Republiek met de echtgenoot in het huwelijk getreden.
2.3
Op 19 oktober 2017 heeft appellante verzocht om het huwelijk in te schrijven in het bevolkingsregister van Aruba.
2.4
Op 12 juli 2018 vond met de echtgenoot een gesprek plaats op de Nederlandse ambassade in Santa Domingo en met appellante op kantoor bij verweerder.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft de inschrijving van het huwelijk geweigerd wegens strijdigheid met de openbare orde. Verweerder heeft op grond van het naar het huwelijk uitgevoerd onderzoek geconcludeerd dat het huwelijk een schijnhuwelijk betreft. Verweerder verwijst daartoe naar de tegenstrijdige verklaringen van appellante en de echtgenoot onder meer over wie de kosten van het huwelijk heeft betaald en hun contacten met de familieleden. Verder wijst verweerder op het grote leeftijdsverschil tussen appellante en de echtgenoot, het feit dat appellante haar echtgenoot niet of nauwelijks in persoon heeft ontmoet voordat zij met hem in het huwelijk trad en de verklaringen van de echtgenoot tijdens het gesprek op de ambassade waaruit blijkt dat hij is getrouwd om toegang tot Aruba te krijgen.
3.2
Appellante betwist dat er sprake is van een schijnhuwelijk. Appellante en de echtgenoot hebben een affectieve relatie. Dat zij haar echtgenoot niet voorafgaande aan het huwelijk heeft ontmoet, maakt niet dat er sprake is van een schijnhuwelijk. Tegenwoordig ontmoeten mensen elkaar via internet en ontstaan er op die wijze een liefdesrelatie. Appellant kende de familie van haar echtgenoot al. Zij hebben een gezamenlijke bankrekening in de Dominicaanse Republiek en appellante stuurt regelmatig geld naar de Dominicaanse Republiek. Zij brengt haar weinige vakantiedagen door op Dominicaanse Republiek bij haar echtgenoot. Appellante wijst naar diverse getuigenverklaringen met betrekking tot de relatie. Verweerder heeft niet op objectieve gronden gemotiveerd waarom er sprake is van een schijnhuwelijk, aldus appellante.
De beoordeling
4.1
Volgens vast jurisprudentie is een huwelijk waarbij de intentie van minstens een van de betrokkenen kennelijk niet is gericht op het tot stand brengen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel op het verkrijgen van een verblijfsrechtelijk voordeel, is strijd met de openbare orde (zie onder meer de uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van 14 december 2012, ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY7652).
4.2
Het Gerecht is van oordeel dat verweerder, gelet op de feiten en omstandigheden die aan de weigering het huwelijk in te schrijven ten grondslag zijn gelegd, in redelijkheid tot de conclusie heeft kunnen komen dat het huwelijk een schijnhuwelijk is. In het bijzonder heeft verweerder belang kunnen hechten aan de omstandigheid dat de echtlieden elkaar eerst kort voor de sluiting van het huwelijk in persoon hebben ontmoet, de echtlieden tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd over wie de kosten van het huwelijk heeft betaald en de verklaring van de echtgenoot dat zij hebben besloten te trouwen omdat dat de enige manier was om een ​​verblijfsvergunning te verkrijgen omdat hij al wist dat ze hem geen visum zouden geven. Appellante heeft deze feiten en omstandigheden onvoldoende weerlegd. Dat deze onderzoeksresultaten niet voldoende objectief zijn of dat verweerder is uitgegaan van ongefundeerde assumpties, kan naar het oordeel van het Gerecht niet worden staande gehouden. Dat het door verweerder verrichte onderzoek onzorgvuldig is uitgevoerd, is het Gerecht evenmin gebleken.
4.3
In beroep heeft appellante aangevoerd dat zij objectief bewijs heeft van het bestaan van een reëel huwelijk tussen haar en haar echtgenoot. Het Gerecht overweegt dat voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van een schijnhuwelijk het oogmerk bij het aangaan van het huwelijk bepalend is (vergelijk de uitspraak Raad van State van 7 oktober 2014, ECLI:NL:RVS: 2014:3755). Aan latere ontwikkelingen in dit verband - zoals het eventueel later ontstaan van een oprechte relatie - komen geen betekenis toe. Het Gerecht stelt vast dat de overgelegde whatsapp- en facebookuitdraaien allemaal van ná het huwelijk zijn. Aan de door appellante overgelegde getuigenverklaringen heeft verweerder niet de waarde hoeven te hechten die appellante daaraan wenst toe te kennen nu deze verklaringen afkomstig zijn van familieleden en vrienden van de echtgenoot en als zodanig niet zijn aan te merken als objectieve bronnen.
5. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het beroep ongegrond is. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

DE BESLISSING

De rechter in dit Gerecht:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 oktober 2020, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na dagtekening van deze uitspraak hoger beroep instellen bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (LAR-zaken).
Het hogerberoepschrift moet worden ingediend bij de griffie van dit Gerecht.
U wordt verzocht bij het indienen van het hogerberoepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het hogerberoepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het hogerberoepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener of de gemachtigde,
b. de dag van ondertekening,
c. waartegen u in hoger beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Voor het instellen van hoger beroep is een griffierecht van Afl. 75 verschuldigd.