ECLI:NL:OGHACMB:2012:BY7652

Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Datum uitspraak
14 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HLAR 56019/12
Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot inschrijving huwelijk in bevolkingsregister op grond van openbare orde

In deze zaak, behandeld door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, staat de afwijzing van een verzoek tot inschrijving van een huwelijk in het bevolkingsregister centraal. De appellant, wonend in Aruba, had een verzoek ingediend bij het Hoofd Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister (HBBSB) om zijn huwelijk met zijn echtgenote in te schrijven. Dit verzoek werd afgewezen op basis van de overweging dat het huwelijk in strijd zou zijn met de openbare orde, omdat het huwelijk volgens HBBSB niet gericht was op de vervulling van de wettelijke plichten die aan de huwelijkse staat verbonden zijn, maar op het verkrijgen van toelating voor de echtgenote in Aruba.

De appellant betoogde dat er communicatieproblemen waren ontstaan tijdens het gesprek met de ambtenaren van het HBBSB, omdat er geen beëdigde tolk aanwezig was en hij niet de mogelijkheid had gekregen om het D79-formulier in alle rust in te vullen. Het Hof oordeelde echter dat het aan HBBSB was om te beoordelen of het huwelijk in strijd was met de goede zeden of de openbare orde. De appellant kon de door HBBSB aangevoerde argumenten over zijn gebrek aan kennis van zijn echtgenote en haar familie niet gemotiveerd weerleggen.

Het Hof bevestigde de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg, dat het hoger beroep ongegrond verklaarde. De appellant had niet voldoende feiten en omstandigheden aangedragen om zijn betoog te onderbouwen dat de afwijzing van het verzoek in strijd was met de Staatsregeling van Aruba of het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De uitspraak van het Hof werd op 14 december 2012 openbaar uitgesproken, waarbij de proceskosten niet werden toegewezen.

Uitspraak

HLAR 56019/12
Datum uitspraak: 14 december 2012
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
VAN ARUBA, CURAÇAO, SINT MAARTEN
EN VAN BONAIRE, SINT EUSTATIUS EN SABA
Uitspraak op het hoger beroep van:
[Appellant], wonend in Aruba,
appellant
tegen de uitspraak van het Gerecht in eerste aanleg van Aruba van 29 februari 2012 in zaak nr. Lar 2596 van 2011 in het geding tussen
appellant
en
het Hoofd Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van Aruba (hierna: HBBSB).
1. Procesverloop
Bij beschikking van 1 augustus 2011 heeft HBBSB een verzoek van [appellant] om zijn huwelijk met [naam echtgenote] in het bevolkingsregister in te schrijven afgewezen.
Bij ongedateerde beschikking heeft HBBSB het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 februari 2012 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Aruba (hierna: het Gerecht) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij het Gerecht ingekomen op 11 april 2012, hoger beroep bij het Hof ingesteld.
HBBSB heeft een verweerschrift ingediend.
[Appellant] heeft een nader stuk ingediend.
Het Hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 oktober 2012, waar [appellant] in persoon, bijgestaan door drs. M.L. Hassell, en HBBSB, vertegenwoordigd door mrs. J.M.A.M. Ponsioen en E.A. Wever, beiden werkzaam in dienst van het land, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 1 van de Landsverordening op het aanleggen en bijhouden van het bevolkingsregister worden de voorschriften omtrent het aanleggen, inrichten en bijhouden van de bevolkingsregisters en het doen der daartoe vereiste opgaven aan hen, die met het aanhouden van de bevolkingsregisters zijn belast bij landsbesluit, houdende algemene maatregelen vastgesteld.
Ingevolge artikel 22, negende lid, van het krachtens die bepaling vastgestelde Landsbesluit bevolkingsregister wordt een gegeven omtrent een persoon niet ingeschreven, indien het hoofd van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister van oordeel is dat dat gegeven in strijd is met de goede zeden of de openbare orde.
2.2. Aan de afwijzing heeft HBBSB ten grondslag gelegd dat het huwelijk waarvan de inschrijving is verzocht, naar zijn oordeel strijdig is met de openbare orde, als niet gericht op de vervulling van de door de wet aan de huwelijkse staat verbonden plichten, maar op het verkrijgen van toelating van de echtgenote hier te lande. Daartoe heeft HBBSB onder meer in aanmerking genomen dat de echtelieden elkaar niet of nauwelijks lijken te kennen en [appellant] de naam van de moeder en zuster van zijn echtgenote niet kent en weinig nadere informatie over zijn echtgenote kan verstrekken, hoewel hij verklaard heeft dat hij wekelijks een uur of meer met haar telefoneert. Ook kent hij de getuigen die bij het huwelijk aanwezig waren niet en kent hij zelfs hun namen niet. De echtelieden hebben elkaar vóór het huwelijk slechts één keer ontmoet. [Appellant] wist zich bij het invullen van de zogenoemde model D79 verklaring de juiste huwelijksdatum en –plaats niet te herinneren en heeft in die verklaring vermeld dat hij zijn echtgenote in februari 2010 heeft ontmoet, terwijl hij in het gesprek met ambtenaren van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister heeft verklaard dat hij haar voor het eerst in 2007 heeft ontmoet, aldus HBBSB.
2.3. [Appellant] betoogt dat het Gerecht heeft miskend dat bij het gesprek met ambtenaren van het Bureau Burgerlijke Stand en Bevolkingsregister ten onrechte geen beëdigde tolk aanwezig is geweest en hem niet de mogelijkheid is geboden het zogenoemde D 79 formulier met behulp van iemand die de Nederlandse taal machtig is in alle rust in te vullen, waardoor niet uit te sluiten is dat tussen hem en HBBSB communicatieproblemen en misverstanden zijn ontstaan. Voorts heeft het miskend dat, nu HBBSB heeft nagelaten zijn echtgenote te horen, die misverstanden niet konden worden gecorrigeerd, aldus [appellant].
2.3.1. Dat betoog faalt. Het was aan HBBSB om te beoordelen of het huwelijk, waarvan de inschrijving werd verzocht, in strijd is met de goede zeden of de openbare orde. [Appellant] heeft het door HBBSB aan zijn oordeel ten grondslag gelegde gebrek aan kennis van zijn echtgenote en haar familie, het zich niet kunnen herinneren van de huwelijksdatum en de tegenstrijdigheid inzake de datum waarop hij zijn echtgenote heeft leren kennen, met dat betoog niet gemotiveerd weersproken. Het Gerecht heeft in het in beroep aangevoerde onder die omstandigheden terecht geen grond gevonden voor de conclusie dat HBBSB niet in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat het huwelijk waarvan [appellant] inschrijving vraagt een schijnhuwelijk is.
2.4. [Appellant] betoogt verder dat het Gerecht heeft miskend dat de afwijzing van het verzoek in strijd is met de Staatsregeling van Aruba en artikel 14 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
2.4.1. Ook dat betoog faalt. [Appellant] heeft het desbetreffende betoog in beroep niet nader met feiten en omstandigheden toegelicht. Het in beroep gestelde heeft het Gerecht onder die omstandigheden terecht geen aanleiding gegeven hem daarin te volgen. De aangehaalde regeling en verdragsbepaling beogen in elk geval geen bescherming te bieden aan een schijnhuwelijk dat louter gesloten wordt om toelating van een vreemdeling te bewerkstelligen die voor die toelating niet in aanmerking komt.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.Th. Drop, voorzitter, en mr. R.W.L. Loeb en mr. A.W.M. Bijloos, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Isenia, griffier.
w.g. Drop
voorzitter w.g. Isenia
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 14 december 2012
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
voor deze,