ECLI:NL:OGEAA:2020:357

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
24 juli 2020
Publicatiedatum
24 september 2020
Zaaknummer
AUA202001242
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over waardeloosverklaring van beslag op woning na overlijden van erflaatster

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers, bestaande uit [eiseres 1] en [eiseres 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat door [gedaagde] was gelegd op de woning van erflaatster. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 mei 2020 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 juli 2020. De eisers zijn de enige erfgenamen van erflaatster, die op 24 februari 2005 overleed. Het beslag was gelegd door [gedaagde], de levenspartner van erflaatster, tot zekerheid van een vermeende geldvordering. Echter, het Gerecht oordeelde dat het beslag van rechtswege was vervallen, omdat het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 19 juni 2012, dat de vordering van [gedaagde] afwees, in kracht van gewijsde was gegaan. Hierdoor hadden eisers geen belang bij de vordering tot opheffing van het beslag.

Desondanks was de inschrijving van het beslag in de registers nog niet doorgehaald, wat aanleiding gaf tot de vordering om een rechterlijke verklaring van waardeloosheid te verkrijgen. Het Gerecht oordeelde dat, gezien het overlijden van [gedaagde] en de status van [eiseres 1] als enige erfgename, de vordering van [eiseres 1] niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Echter, [eiseres 2] had wel belang bij de verklaring van waardeloosheid. Het Gerecht verklaarde daarom het beslag waardeloos en machtigde de bewaarder om het beslag door te halen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

Vonnis in kort geding van 24 juli 2020
Behorend bij AUA202001242 KG
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiseres 1],
[eiseres 2],
te Aruba,
EISERS, hierna ook te noemen: [eisers] respectievelijk [eiseres 1] en [eiseres 2],
gemachtigde: mr. E.E. Rosenstand,
tegen:
[Gedaagde],
te Aruba,
GEDAAGDE, hierna ook te noemen: [gedaagde],
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 20 mei 2020;
- de verklaring van erfrecht, overgelegd op 10 juli 2020;
- de mondelinge behandeling op 10 juli 2020.
1.2
Aan eisers is meegedeeld dat vandaag vonnis wordt gewezen.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Op 24 februari 2005 is wijlen [erflaatster] (hierna te noemen: erflaatster) in Aruba overleden. [gedaagde] was voorafgaand aan en op het moment van overlijden van erflaatster haar levenspartner.
2.2 [
eiseres 1] is de dochter van erflaatster en [gedaagde]. [eiseres 2] is de dochter van erflaatster uit een eerder huwelijk.
2.3
Eisers zijn blijkens de verklaring van erfrecht de enige erfgenamen van erflaatster.
2.4
Erflaatster heeft in 1987 een woning gekocht, plaatselijk bekend als [adres] (hierna te noemen: de woning). Deze woning is op naam van erflaatster en [eiseres 1] gesteld.
2.5
In het kader van een procedure bij dit Gerecht in de zaak nr. A.R. 938/2009 is door [gedaagde] ten laste van eisers conservatoir beslag (hierna te noemen: het beslag) gelegd op de woning te [adres]. [gedaagde] heeft dit beslag gelegd tot zekerheid van verhaal van een vermeende geldvordering op eisers wegens onrechtvaardigde verrijking.
2.6
Bij vonnis van 18 augustus 2010 heeft dit Gerecht genoemde vordering van [gedaagde] afgewezen. [gedaagde] is vervolgens in hoger beroep gegaan. Bij vonnis van 19 juni 2012 heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie het vonnis van dit Gerecht van 18 augustus 2010 bevestigd.
2.7
Bij brief van 23 juli 2013 heeft de toenmalige advocaat van eisers de toenmalige gemachtigde van [gedaagde] verzocht over te gaan tot doorhaling in de registers van het gelegde beslag.
2.8
De inschrijving van het beslag in de registers is nimmer doorgehaald.
2.9 [
gedaagde] is op 28 september 2015 overleden. [eiseres 1] is de enige erfgenaam van [gedaagde].

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eisers vorderen bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, het op 23 maart 2009 door [gedaagde] gelegde conservatoir beslag op te heffen. Tevens vorderen eisers notaris [notaris], dan wel een plaatsvervanger, te machtigen om het beslag in de registers door te laten halen, kosten rechtens.
3.2
Op de grondslag van de vordering zal hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader worden ingegaan.

4.DE BEOORDELING

4.1
De spoedeisendheid van de gevraagde voorziening volgt uit de aard van de vordering.
4.2
In deze procedure moet aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en met inachtneming van de beperkingen van de procedure in kort geding, worden beoordeeld of de vordering in een eventuele bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat vooruitlopend daarop toewijzing van de gevraagde voorziening gerechtvaardigd is.
4.3
In dit geschil staat voorshands vast dat het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie d.d. 19 juni 2012 in kracht van gewijsde is gegaan en dat daarmee het conservatoire beslag dat [gedaagde] ter zekerheid van verhaal van zijn vordering heeft gelegd van rechtswege is vervallen op grond van art. 704 lid 2 Rv. Dit betekent dat eisers geen belang hebben bij de vordering tot opheffing van het beslag, zodat dit deel van de vordering zal worden afgewezen.
4.4
Verder staat voorshands vast dat de inschrijving van het beslag niet is doorgehaald in de registers. Evenmin is een schriftelijke verklaring van waardeloosheid, zoals bedoeld in artikel 3:28 BW, door [gedaagde] afgegeven. Voorts is ter zitting door de gemachtigde van eisers naar voren gebracht dat het kadaster niet heeft willen meewerken aan het verzoek van [eiseres 1], als opvolger onder algemene titel van [gedaagde], om de inschrijving van het beslag in de registers door te halen. Nu de inschrijving van het beslag niet meer aan de werkelijkheid beantwoordt, hebben eisers, als erfgenamen van erflaatster, naar het voorlopig oordeel van het Gerecht, belang bij de verkrijging van een rechterlijke verklaring van waardeloosheid van die inschrijving in de zin van artikel 3:29 lid 1 BW. Ter zitting is besproken dat de vordering mede aldus moet worden begrepen.
4.5
Nu [gedaagde] is overleden, kan hij geen partij zijn in deze procedure. Wordt ter verkrijging van een verklaring van waardeloosheid iemand opgeroepen die in de registers staat ingeschreven, dan worden daarmee tevens al zijn rechtverkrijgenden opgeroepen die geen nieuwe inschrijving hebben genomen. [eiseres 1] moet voorshands als enige rechtverkrijgende van [gedaagde], in de zin art. 3:29 lid 1 BW, worden beschouwd. Ter zitting is immers naar voren gebracht dat [eiseres 1] de enige erfgename is van [gedaagde]. Dat brengt mee dat de vordeirng geacht moet worden tegen haar te zijn ingesteld.
Dat betekent dat [eiseres 1] in deze procedure zowel als eiseres als gedaagde optreedt en dus een procedure tegen zichzelf voert. [eiseres 1] dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
4.6
Dit geldt echter niet voor [eiseres 2]. Het Gerecht zal daarom, gezien het hiervoor overwogene, de inschrijving van het beslag in de registers waardeloos verklaren.
4.7
Het gerecht ziet in aanleiding om de proceskosten te compenseren, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit Gerecht, recht doende in kort geding:
5.1
verklaart [eiseres 1] niet-ontvankelijk in haar verzoek;
5.2
verklaart het in opdracht van [gedaagde] gelegde beslag op de woning [adres] te Aruba , waardeloos,
5.3
verstaat dat de bewaarder na inschrijving van dit vonnis gemachtigd is tot doorhaling van dit beslag;
5.4
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven rechter in dit Gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag, 24 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.