ECLI:NL:OGEAA:2020:357
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over waardeloosverklaring van beslag op woning na overlijden van erflaatster
In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, hebben eisers, bestaande uit [eiseres 1] en [eiseres 2], een kort geding aangespannen tegen [gedaagde] met als doel het opheffen van een conservatoir beslag dat door [gedaagde] was gelegd op de woning van erflaatster. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 20 mei 2020 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 10 juli 2020. De eisers zijn de enige erfgenamen van erflaatster, die op 24 februari 2005 overleed. Het beslag was gelegd door [gedaagde], de levenspartner van erflaatster, tot zekerheid van een vermeende geldvordering. Echter, het Gerecht oordeelde dat het beslag van rechtswege was vervallen, omdat het vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van 19 juni 2012, dat de vordering van [gedaagde] afwees, in kracht van gewijsde was gegaan. Hierdoor hadden eisers geen belang bij de vordering tot opheffing van het beslag.
Desondanks was de inschrijving van het beslag in de registers nog niet doorgehaald, wat aanleiding gaf tot de vordering om een rechterlijke verklaring van waardeloosheid te verkrijgen. Het Gerecht oordeelde dat, gezien het overlijden van [gedaagde] en de status van [eiseres 1] als enige erfgename, de vordering van [eiseres 1] niet-ontvankelijk moest worden verklaard. Echter, [eiseres 2] had wel belang bij de verklaring van waardeloosheid. Het Gerecht verklaarde daarom het beslag waardeloos en machtigde de bewaarder om het beslag door te halen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.