ECLI:NL:OGEAA:2020:305

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
8 juli 2020
Publicatiedatum
3 augustus 2020
Zaaknummer
AUA201702530
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in echtscheidingsprocedure met betrekking tot erkenning van een Indonesisch vonnis

In deze zaak, die voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, ging het om een echtscheidingsprocedure waarbij de erkenning van een Indonesisch vonnis ter discussie stond. De eiseres, vertegenwoordigd door de advocaten mr. E.J.M. Lotter Homan en mr. D.E.T. Rasmijn, had een vordering ingesteld tegen de gedaagde, die werd bijgestaan door advocaat mr. G.L. Griffith. De procedure verliep in verschillende fasen, waarbij onder andere tussenvonnissen werden uitgesproken en akten werden ingediend door beide partijen. De kern van de zaak draaide om de vraag of de gedaagde op de juiste wijze was opgeroepen in de Indonesische procedure en of de beginselen van hoor- en wederhoor waren gerespecteerd.

Het gerecht oordeelde dat de oproepingen aan de gedaagde niet op de juiste wijze waren gedaan, omdat de data van de oproepen onjuist waren weergegeven en de gedaagde niet op het juiste adres stond ingeschreven. Dit leidde tot de conclusie dat de gedaagde niet behoorlijk was opgeroepen, wat in strijd was met de vereisten van een eerlijke rechtsgang. Het gerecht benadrukte dat het essentieel is dat de oproeping op de juiste wijze plaatsvindt, vooral in het kader van een verstekprocedure.

Uiteindelijk concludeerde het gerecht dat het Indonesische vonnis niet voor erkenning vatbaar was, omdat de gedaagde niet de mogelijkheid had gehad om zich tegen het vonnis te verzetten. De vorderingen van de eiseres werden afgewezen en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken op 8 juli 2020 door rechter mr. J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 8 juli 2020
Behorend bij AUA201702530
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISERES],
domicilie gekozen hebbend te Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [Eiseres],
gemachtigde: de advocaat mr. E.J.M. Lotter Homan en mr. D.E.T. Rasmijn,
tegen:
[GEDAAGDE],
wonende te Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith.

6.DE VERDERE PROCEDURE

6.1
Het verloop van de procedure tot en met 21 augustus 2019 blijkt uit het tussenvonnis van die datum (hierna: het tussenvonnis). Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de akte d.d. 11 december 2019 van [eiseres] met producties;
- de akte d.d. 11 december 2019 van [gedaagde] met producties;
- de antwoordakte d.d. 27 mei 2020 van [eiseres];
- de antwoordakte d.d. 27 mei 2020 van [gedaagde].
6.2
Vervolgens is vonnis bepaald op heden.

7.DE VERDERE BEOORDELING

7.1
In het tussenvonnis heeft het gerecht (in nummer 4.8) overwogen dat het, teneinde te kunnen beoordelen of [gedaagde] in de echtscheidingsprocedure in Indonesië behoorlijk is opgeroepen en of de beginselen van hoor- en wederhoor niet zijn geschonden, duidelijkheid wenste te verkrijgen omtrent (i) de data van de oproepen, omtrent (ii) de daadwerkelijke verblijfplaats van [gedaagde], omtrent (iii) het adres waar hij officieel stond ingeschreven ten tijde van de bezorging van de oproepingen alsmede omtrent (iv) de mogelijkheden van [gedaagde] om een rechtsmiddel aan te wenden tegen de bij verstek gewezen uitspraak.
De data van de oproepen
7.2
Tussen partijen staat vast dat de oproepen zijn betekend op 27 januari 2010 (betreffende een zitting op 22 februari 2010) en op 1 maart 2010 (betreffende een zitting op 8 maart 2010). [Eiseres] heeft erkend dat in het vonnis de data van de oproepen verkeerd zijn weergegeven. Volgens haar is dit een gevolg van een fout van de griffier.
7.3
Het gerecht merkt op dit punt op dat de data van de oproepen in het vonnis zijn weergegeven in het kader van de beoordeling van de vraag of [gedaagde], die niet was verschenen, behoorlijk was opgeroepen alvorens het gerecht van Depok tot de conclusie kwam dat
“the absence of Respondent was not due to a valid reason or justified by the law.”Nu de data van de
beideoproepen onjuist verkeerd zijn weergegeven, rijst de vraag in hoeverre voorafgaand aan de verstekverlening daadwerkelijk deugdelijk onderzoek is gedaan naar de juistheid van de oproeping van [gedaagde] en op welke gronden het gerecht van Depok tot het oordeel is gekomen dat [gedaagde] op juiste wijze was opgeroepen. In het kader van het waarborgen van het beginsel van hoor- en wederhoor is een controle op dit punt, voordat wordt overgegaan tot verlening van verstek, essentieel. Het gerecht zal hierna (in nummer 7.9) nog nader ingaan op dit punt.
De officiële dan wel daadwerkelijke verblijfplaats van [gedaagde]
7.4
Tussen partijen staat vast dat in de oproepen als adres van [gedaagde] is vermeld [adres] en dat betekening niet in persoon heeft plaatsgevonden. [Eiseres] heeft onbetwist gesteld dat de oproepen, conform hetgeen in de oproep is vermeld, zijn betekend aan de ‘subdistrict office’ (de Lurah) nu betekening in persoon niet kon plaatsvinden.
Volgens [eiseres] heeft betekening op de juiste wijze plaatsgevonden, omdat het in de oproep vermelde adres het officiële adres was van [gedaagde] en omdat [gedaagde] daar voorafgaand en ten tijde van scheiding ook feitelijk een aantal weken per maand woonde (zie onder meer akte 11 december 2019, nr. 15). Volgens [eiseres] heeft de Lurah de oproep slechts in ontvangst kunnen nemen, nadat hij gecontroleerd had dat de gedaagde ook daadwerkelijk ingezetene is van het betreffende district (akte 11 december 2019, nr. 16).
7.5
Allereerst blijft het gerecht bij zijn oordeel in het tussenvonnis (nr. 4.6) dat, op grond van de stellingen van partijen en de overgelegde producties, is komen vast te staan dat [gedaagde] in de periode tijdens het uitbrengen van de oproepen zijn werkelijk verblijf niet meer had op het adres te [naam Residence]. Doorslaggevend voor dat oordeel is de e-mail van 5 maart 2010 van [eiseres] aan [gedaagde] (cva, prod. 8) waarnaar [gedaagde] meerdere malen heeft verwezen. In de e-mail schrijft [eiseres] aan [gedaagde]:
“1st. call me when u arrived in the hotel,or call [naam] to tell the room number ,[naam] and my father will send the kids there. [Naam] coming to jakarta next week and [naam hotel] is the choosen hotel for him and his people to stay,so watch the kids better (…)”
7.6
De tekst van deze e-mail, verzonden in de periode dat ook de oproepen zijn gedaan, ondersteunt de stelling van [gedaagde] dat hij in de periode voorafgaand aan en tijdens de echtscheidingsprocedure een aantal dagen per maand in Jakarta verbleef in het [naam hotel] dan wel het crewhotel. Van [eiseres] had mogen worden verwacht dat zij had verklaard waarom zij op 5 maart 2010 een afspraak met [gedaagde] maakte om de kinderen naar het [naam hotel] te brengen, indien [gedaagde] - zoals door [eiseres] gesteld - een aantal weken per maand op het adres [plaats] verbleef. Nu zij dat niet heeft gedaan, heeft zij de stellingen van [gedaagde] op dit punt onvoldoende gemotiveerd betwist en blijft het gerecht bij het oordeel dat [gedaagde] in de periode direct voorafgaand aan de echtscheidingsprocedure niet langer zijn werkelijke verblijfplaats in [naam Residence] had.
7.7
Van een behoorlijke oproeping op het adres te [plaats], die de beginselen van hoor- en wederhoor waarborgt, is daarom alleen sprake indien [gedaagde], overeenkomstig de daartoe geldende regelgeving, op dat adres formeel zijn woonplaats had gekozen. In dat geval komt het immers voor zijn rekening en risico dat daar bezorgde stukken hem daadwerkelijk bereiken.
7.8
In het tussenvonnis heeft het gerecht overwogen (nr. 4.5) dat uit de verklaring die bij het verzoekschrift als productie 13 is overgelegd, niet volgt dat [gedaagde] officieel op het adres te [naam Residence] stond ingeschreven, althans dat hij overeenkomstig de geldende regelgeving daar formeel woonplaats had gekozen. Uit de verklaring volgt slechts dat hij daar op enig moment zijn feitelijk verblijf had.
De verklaring is opgesteld door het management van de [naam Residence]. Mede uit de vertaling van RT als ‘Neighborhood Association’ begrijpt het gerecht dat met RT wordt bedoeld Rukun Tetangga. Hoewel dit in Indonesië een formeel administratief orgaan is, valt zonder toelichting niet in te zien in hoeverre een feitelijke constatering van dit orgaan ten aanzien van iemands verblijf, tevens een bewijs is van een formele inschrijving, althans van een woonplaatskeuze. Die toelichting is niet gegeven, hetgeen in het licht van het oordeel van het gerecht in het tussenvonnis omtrent deze verklaring wel had mogen worden verwacht. Ook wanneer deze verklaring wordt gezien in samenhang met de overige door [eiseres] in de akte van 11 december 2019 gestelde feiten - te weten: de huurovereenkomst op naam van [gedaagde], het feit dat [eiseres] formeel te [naam Residence] woonplaats had gekozen en dat aan [gedaagde] een Residency Certificate door de overheid was afgegeven - kan zij niet leiden tot het oordeel dat [gedaagde] formeel stond ingeschreven op het adres [naam Residence]. Immers, ook indien zou komen vast te staan dat afgifte van de huurovereenkomst en van een Residency Certificate slechts kon plaatsvinden indien [gedaagde] op het moment van afgifte van die stukken op het bedoelde adres stond ingeschreven, dan volgt daar nog niet uit dat hij ten tijde van het uitbrengen van de oproepen daar nog steeds stond ingeschreven. Het gerecht gaat dan ook voorbij aan het bewijsaanbod van [eiseres] (akte van 11 december 2019, nrs 4 en 8) omtrent de huurovereenkomst en de afgifte van een Residency Certificate.
Van [eiseres] had daarentegen mogen worden verwacht dat zij ofwel een bewijs uit de basisadministratie had overgelegd waaruit volgt dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de oproepen op het adres [naam Residence] stond ingeschreven, dan wel gemotiveerd had gesteld waarom het voor haar niet mogelijk zou zijn om een dergelijk bewijs te overleggen.
7.9 [
Eiseres] betoogt ook nog (akte van 11 december 2019, nrs. 13 e.v.) dat de betekening van de dagvaarding ervan getuigt dat [gedaagde] formeel op het adres [naam Residence] stond ingeschreven. De deurwaarder behoort erop toe te zien dat er juist wordt betekend en ook de ‘subdistrict officer’ (de Lurah) zal de dagvaarding pas in ontvangst nemen nadat is gecontroleerd dat de opgeroepene ook daadwerkelijk ingezetene is, aldus [eiseres]. Mede in het licht van de onjuiste controle van de oproepingen door het gerecht van Depok (zie hiervoor nummer 7.3) is het gerecht van oordeel dat deze administratieve controles te weinig zekerheid bieden dat daadwerkelijk is gecontroleerd door de betrokkenen dat [gedaagde] zijn formele woonplaats op het adres [naam Residence] had.
7.1
Uit het voorgaande volgt dan ook dat [eiseres] haar stelling dat [gedaagde] ten tijde van het uitbrengen van de oproepen formeel stond ingeschreven op het adres [naam Residence] onvoldoende gemotiveerd heeft onderbouwd, zodat die stelling wordt verworpen. Het gerecht neemt om die reden als vaststaand aan dat [gedaagde], zoals door hem gesteld, niet formeel op het adres [naam Residence] stond ingeschreven.
Daarmee is niet voldaan aan het vereiste van een behoorlijke oproeping en daarmee dus ook niet aan de vereisten die mogen worden gesteld aan een behoorlijke rechtspleging. In dit oordeel betrekt het gerecht dat op grond van het Arubaans procesrecht hier te lande geen verstek kan worden verleend, indien het verzoekschrift is betekend aan een adres waar de gedaagde niet formeel staat ingeschreven en het exploot evenmin in persoon is betekend.
7.11
De vraag of [gedaagde] elders formeel stond ingeschreven dan wel een feitelijke verblijfplaats had, waar hij behoorlijk had kunnen worden opgeroepen, is blijkens hetgeen hiervoor is overwogen niet langer relevant. Al hetgeen partijen daaromtrent in de aktewisseling nog hebben gesteld, behoeft om die reden geen bespreking. Wel merkt het gerecht ten overvloede nog op dat uit de e-mail van 5 maart 2010 volgt dat [eiseres] ervan op de hoogte was dat [gedaagde] een aantal dagen in het [naam Hotel] in Jakarta zou verblijven, zodat hij aldaar persoonlijk had kunnen worden opgeroepen, temeer daar het uitgangspunt in het Indonesisch recht is dat dagvaardingen persoonlijk aan partijen worden betekend.
De mogelijkheden om een rechtsmiddel aan te wenden
7.12
Het Indonesische recht biedt de mogelijkheid om tegen een bij verstek gewezen vonnis verzet in te stellen. Dit dient te geschieden binnen 14 dagen na de mededeling door de rechter van het vonnis aan gedaagde dan wel binnen 8 dagen na een formele betekening. Tussen partijen staat vast dat het vonnis niet aan [gedaagde] is medegedeeld door de rechter dan wel formeel is betekend. Op grond van de stellingen van partijen neemt het gerecht als vaststaand aan dat [gedaagde] het vonnis voor het eerst in december 2016/januari 2017 per post heeft ontvangen van de advocaat van [eiseres]. Tussen partijen staat vast dat het op dat moment niet meer mogelijk was voor [gedaagde] om in verzet te komen. Daarmee is aan [gedaagde] dus geen behoorlijke mogelijkheid geboden om alsnog een vonnis op tegenspraak te verkrijgen, nadat het verstekvonnis ten onrechte zonder zijn tegenspraak tot stand was gekomen.
7.13
Aan de stelling van [eiseres] dat aan [gedaagde] ook nog het rechtsmiddel van herziening ten dienste had gestaan, gaat het gerecht voorbij. De stellingen die [gedaagde] volgens [eiseres] aan een dergelijk verzoek om herziening ten grondslag had kunnen leggen (akte 11 december 2019, nr. 32) brengen mee, indien die stellingen juist zijn, dat de procedure in Indonesie niet voldeed aan de eisen van een behoorlijke en met voldoende waarborgen omklede rechtspleging. Dat impliceert dat het vonnis niet voor erkenning vatbaar is. Dat het Indonesisch recht in een dergelijk geval het bijzondere rechtsmiddel van herziening biedt om de geldigheid van het vonnis aldaar aan te tasten en daarmee de mogelijkheid om het vonnis in Indonesië te executeren, brengt niet mee dat een vonnis hier te lande op de voet van artikel 431 lid 2 Rv. moet worden erkend indien of zolang een partij van de mogelijkheid tot herziening geen gebruik heeft gemaakt.
Slotsom
7.14
De conclusie van hetgeen hiervoor en in het tussenvonnis is overwogen, is dan ook dat het vonnis van het gerecht in Depok niet voor erkenning vatbaar is, zodat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Het gerecht zal de proceskosten tussen partijen compenseren in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.

8.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
- wijst de vorderingen af;
- compenseert de proceskosten van partijen, in dier voege dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 8 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.