ECLI:NL:OGEAA:2020:290

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
1 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AUA201802696
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een incidentele vordering tot voeging in een civiele procedure

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 1 juli 2020 een vonnis gewezen in een incident tot voeging. De zaak betreft een vordering van New India c.s. om zich als gevoegde partij aan de zijde van de gedaagde te voegen in een rechtsgeding dat door de eiser was aangespannen. De procedure is gestart met een incidentele vordering tot voeging, ingediend op 22 januari 2020, gevolgd door een conclusie van repliek op 19 februari 2020 en een conclusie van antwoord op 20 mei 2020. De eiser heeft geen bezwaar gemaakt tegen de voeging, en het Gerecht heeft vastgesteld dat de gedaagde voldoende gelegenheid heeft gehad om te reageren op de vordering tot voeging, maar dit niet heeft gedaan. Het Gerecht heeft geoordeeld dat New India c.s. voldoende belang heeft bij de voeging, aangezien zij op grond van de wet gehouden is de aansprakelijkheid van de gedaagde te dekken. Het Gerecht heeft de incidentele vordering tot voeging toegewezen en New India c.s. toegestaan zich in de hoofdzaak te voegen aan de zijde van de gedaagde. De beslissing over de proceskosten van het incident is aangehouden tot de hoofdzaak. De zaak is verwezen naar de rol van 23 september 2020 voor het nemen van conclusie van dupliek aan de zijde van de gedaagde en New India c.s.

Uitspraak

Vonnis van 1 juli 2020
Behorend bij A.R. AUA201802696
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in het incident tot voeging zijdens:
1. de rechtspersoon naar vreemd recht
NEW INDIA ASSURANDE COMPANY LTD.,
2. de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V.,
hierna ook te noemen: New India c.s.,
gemachtigden: de advocaat mrs. A.F. Kuster en E.A.Th. Kuster,
in de zaak van:
[EISIER],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
[GEDAAGDE],
te Aruba,
hierna ook te noemen: [Gedaagde],
gemachtigde: de advocaat mr. A.A.D.A. Carlo.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure tot en met 20 maart 2019 blijkt uit het vonnis in het incident tot vrijwaring van die datum. Het verdere verloop blijkt uit:
- de incidentele vordering tot voeging (aan de zijde van [gedaagde]) van New India c.s., ingediend op de rol van 22 januari 2020;
- de conclusie van repliek van 19 februari 2020;
- de conclusie van antwoord in het voegingsincident zijdens [eiser], genomen op de rol van 20 mei 2020.
1.2
De zaak is daarna verwezen naar de rol van vandaag voor vonnis in het incident.

2.HET VERZOEK

New India c.s. vordert om in de hoofdzaak te worden toegelaten als gevoegde partij aan de zijde van [gedaagde] en – zo begrijpt het Gerecht - om haar in de gelegenheid te stellen om in de hoofdzaak een conclusie te nemen.

3.DE BEOORDELING

3.1
De vordering is gebaseerd op artikel 214 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Ingevolge bedoeld artikel is een ieder die belang heeft bij een rechtsgeding, hangende tussen andere partijen, bevoegd om zich daarin te voegen. Ingevolge artikel 215 wordt het incident aangebracht ter terechtzitting op de dienende dag vóór of op die waarop de behandeling van het aanhangige rechtsgeding eindigt.
3.2
New India c.s. heeft gesteld belang te hebben om in de door [eiser] aanhangig gemaakte zaak tegen [gedaagde] zich aan de zijde van [gedaagde] te voegen, omdat zij op grond van de wet gehouden is de aansprakelijkheid van [gedaagde], waartoe de vordering in de hoofdzaak strekt, te dekken. In dat verband heeft New India c.s. verder gesteld te willen voorkomen dat [gedaagde] in de hoofdzaak aansprakelijk wordt gesteld voor de door [eiser] gestelde schade, althans belang te hebben dat de hoogte van de schade wordt beperkt.
3.3 [
Eiser] heeft in haar conclusie van antwoord in het voegingsincident te kennen gegeven geen bezwaar te hebben tegen de gevorderde voeging. Het Gerecht constateert dat [gedaagde] niet in de gelegenheid is gesteld om een conclusie van antwoord te nemen op bedoelde vordering. Ondanks deze omstandigheid is het Gerecht van oordeel dat [gedaagde], gelet op het tijdsverloop sinds de indiening van de incidentele vordering tot voeging zijdens New India c.s. ter zitting, welk stuk ook aan de gemachtigde van [gedaagde] is overhandigd, voldoende gelegenheid heeft gehad om daartegen te protesteren. Nu [gedaagde] dit niet heeft gedaan, gaat het Gerecht ervan uit dat [gedaagde] het eens is dat New India c.s. aan zijn zijde voegt. Gelet hierop en nu het Gerecht van oordeel is dat New India c.s. voldoende belang heeft bij voeging aan de zijde van [gedaagde], zal de incidentele vordering tot voeging worden toegewezen.
3.4
Het Gerecht hecht eraan New India c.s. erop te wijzen dat zij het geding aantreft in de stand waarin het zich bevindt en zoals die in het dictum is opgenomen.
3.5
De beslissing over de proceskosten van dit incident wordt aangehouden tot in de hoofdzaak wordt beslist.

4.DE UITSPRAAK:

Het Gerecht:
in het incident tot voeging
staat New India c.s. toe zich in de hoofzaak te voegen aan de zijde van [gedaagde];
houdt iedere verdere beslissing in het incident aan;
in de hoofdzaak
verwijst de zaak naar de rol van 23 september 2020 voor het nemen van conclusie van dupliek aan de zijde van [gedaagde] en New India c.s.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 1 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.