ECLI:NL:OGEAA:2020:285

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
15 juli 2020
Zaaknummer
AUA202000417
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezamenlijk gezag en omgangsregeling in een familierechtelijke procedure

In deze zaak heeft de vader verzocht om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind, dat geboren is uit de relatie met de moeder. De moeder oefent momenteel alleen het gezag uit. De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling ook verzocht om een omgangsregeling. Het gerecht heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders ernstig verstoord is en dat er geen realistische verwachting is dat deze zal verbeteren. De moeder heeft zich verzet tegen het verzoek van de vader, onder andere omdat zij van mening is dat de vader onder invloed van drugs staat en dat dit de opvoeding van het kind negatief beïnvloedt. Het gerecht heeft geconcludeerd dat er een onaanvaardbaar risico bestaat dat het kind klem of verloren raakt tussen de ouders als zij gezamenlijk gezag zouden uitoefenen. Daarom is het verzoek van de vader tot gezamenlijk gezag afgewezen. Wel is er een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader recht heeft op omgang met het kind op bepaalde dagen en tijden. De kosten van de procedure worden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

Beschikking van 7 juli 2020
Behorend bij EJ nr. AUA202000417
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba, [adres],
VERZOEKER, hierna de vader,
in persoon,
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.A.R. Bryson.
Belanghebbende:
[Minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in Aruba,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op7 februari 2020,
  • het verweerschrift, ingediend op 15 juni 2020,
  • de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 16 juni 2020, waar zijn verschenen de vader in persoon, de moeder in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde en mevrouw [naam gemachtigde] namens de Voogdijraad.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarige voornoemd is geboren uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Hij is door de vader erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.
3.HET VERZOEK
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader aanvullend verzocht om vastlegging van een omgangsregeling.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.3
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat partijen niet met elkaar kunnen communiceren omtrent aangelegenheden die de minderjarige aangaat en verschillen sterk van mening over de wijze van opvoeding van de minderjarige. Vader gebruikt volgens haar hard- en softdrugs en lijdt aan stemmingswisselingen waardoor de situatie soms uit de hand kan lopen. Vader ontkent het gebruik van harddrugs, maar geeft aan dat hij medicinale cannabis gebruikt tegen de stress van het werk en de contacten met moeder over hun kind [naam minderjarige].
4.4
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het gerecht voldoende gebleken dat de communicatie tussen partijen reeds gedurende een lange periode is verstoord; de standpunten en percepties van partijen verschillen sterk. Dat laatste blijkt genoegzaam uit het feit dat partijen elkaar niet goed hebben leren kennen na de geboorte van de minderjarige. De hoop van de vader dat partijen door gezamenlijk gezag hun onderlinge communicatie zouden kunnen verbeteren, acht het gerecht niet reëel. Het gerecht acht het ook, gelet op de houding van partijen ten opzichte van elkaar, niet waarschijnlijk dat er binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in de communicatie tussen de vader en de moeder zal intreden.
4.5
Gelet op het voorgaande is het gerecht van oordeel dat de communicatieproblemen tussen de vader en de moeder van dien aard zijn dat er bij gezamenlijk gezag een onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren dreigt te raken tussen hen. Alle belangen afwegende acht het gerecht het in het belang van de minderjarige noodzakelijk dat de moeder met het eenhoofdig gezag belast blijft. Het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen.
Omgang
4.6
Ingevolge artikel 1:377a BW hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar. Bij de vaststelling van de omgangsregeling is het belang van de minderjarige doorslaggevend.
4.7
Ter zitting hebben partijen afspraken gemaakt terzake de omgang tussen de vader en de minderjarige. Het gerecht zal deze afspraken als omgangsregeling vaststellen.
4.5
Gelet op de aard van het verzoek en de familierechtelijke relatie tussen partijen, ziet het gerecht aanleiding de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
* elke week:
- op maandag, woensdag en vrijdag, van 8.30 uur tot 13.00 uur, waarbij het ophalen en terugbrengen in onderling overleg tussen partijen zal plaatsvinden,
* om de week:
- op zondag, van 8.30 uur tot 13.00 uur, waarbij het ophalen en terugbrengen in onderling overleg tussen partijen zal plaatsvinden,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 7 juli 2020 in aanwezigheid van de griffier.