In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 7 juli 2020 uitspraak gedaan in een verzoek tot gegrondverklaring van de ontkenning van het door het huwelijk ontstane vaderschap. De verzoekster, de moeder, heeft op 5 februari 2020 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om de ontkenning van het vaderschap van de man, met wie zij gehuwd was. De man is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij daartoe was opgeroepen. De minderjarige, geboren op 13 november 2018, is het kind van de moeder en de man. Uit een rapport van MEDLAB Clinical Laboratory van 5 juli 2019 blijkt dat de man niet de biologische vader van de minderjarige is. De moeder heeft het verzoek ingediend na het verstrijken van de wettelijke termijn van één jaar na de geboorte van het kind, zoals voorgeschreven in artikel 1:200 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. Het gerecht heeft vastgesteld dat de bijzondere curator, de Voogdijraad, bevoegd is om de minderjarige te vertegenwoordigen in deze procedure. De bijzondere curator heeft het vaderschap van de juridische vader ontkend en verzocht om gegrondverklaring van de ontkenning. Het gerecht heeft geoordeeld dat de moeder niet-ontvankelijk is in haar verzoek, maar heeft de ontkenning van het vaderschap gegrond verklaard op basis van het DNA-onderzoek. De moeder is toegelaten om kosteloos te procederen, en de Voogdijraad is benoemd tot bijzondere curator van de minderjarige. De beschikking is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, conform de wettelijke bepalingen.