Uitspraak
1.HET VERLOOP VAN DE PROCEDURE
2.DE VERDERE BEOORDELING
Omgang
3.DE BESLISSING
dinsdag 1 september 2020 om 8.30 uurvoor overlegging van bovenbedoeld rapport door de Voogdijraad,
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 7 juli 2020 een beschikking gegeven in een verzoekschriftprocedure. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. lic. B.M. de Sousa, heeft verzocht om wijziging van de omgangsregeling met haar minderjarige kinderen, die eerder bij beschikking van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie op 22 november 2016 was ontzegd. De moeder heeft aangegeven dat zij bereid is om de omgang onder supervisie van een familielid te laten plaatsvinden. De minderjarigen hebben echter aangegeven dat zij nog steeds wantrouwen en onzekerheid ervaren in de contacten met hun moeder, wat hen veel spanning bezorgt. De Voogdijraad heeft in een psychologisch rapport geadviseerd om de moeder-kind band te behouden en te versterken, maar heeft ook opgemerkt dat de minderjarigen een beperkte omgang met hun moeder wensen.
Het gerecht heeft overwogen dat het omgangsrecht een fundamenteel recht is, maar dat zwaarwegende belangen van de kinderen in acht moeten worden genomen. Gezien de heftige gebeurtenissen uit het verleden en de beperkte omgang tussen de moeder en de minderjarigen, is het gerecht van oordeel dat er nog steeds sprake is van wantrouwen. De moeder heeft verzocht om een veiligheidstraject op te starten, waarbij de Voogdijraad moet onderzoeken wie als omgangsbegeleider kan optreden in het belang van de minderjarigen. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen en de Voogdijraad is verzocht om een rapport uit te brengen over de sociale omstandigheden van de partijen, met een focus op de omgangsregeling.
De beschikking is gegeven ter zitting van 7 juli 2020, waarbij de zaak is verwezen naar de rolzitting voor overlegging van het rapport door de Voogdijraad op 1 september 2020.