ECLI:NL:OGEAA:2020:273

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 juni 2020
Publicatiedatum
6 juli 2020
Zaaknummer
AUA202001165
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in arbeidsrechtelijke geschil tussen wetenschappelijk medewerker en Universiteit van Aruba

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 29 juni 2020 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening, ingediend door een wetenschappelijk medewerker van de Universiteit van Aruba (UA). De verzoeker, die sinds 1 december 2015 als voltijds wetenschappelijk medewerker werkzaam was, had een verzoek ingediend na een ontslagaanzegging van de waarnemend president-curator van de UA, gedateerd 19 maart 2020, waarbij zijn dienstverband per 1 augustus 2020 zou worden beëindigd. De verzoeker stelde dat de ontslagaanzegging een beschikking in de zin van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) was, en dat hij recht had op een voorlopige voorziening om deze ontslagaanzegging te schorsen.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat de verzoeker niet bij landsbesluit is aangesteld, wat betekent dat de ontslagaanzegging geen beschikking in de zin van de Lar is. De rechter oordeelde dat er sprake was van een civielrechtelijke dienstbetrekking tussen de verzoeker en de UA, en dat de ontslagaanzegging dus niet onder de Lar viel. Hierdoor werd het verzoek van de verzoeker afgewezen, omdat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening.

De uitspraak benadrukt het belang van de formele regels voor het tot stand brengen van aanstellingsbesluiten in een kleine eilandelijke samenleving, en dat zonder een dergelijk besluit, de ontslagaanzegging niet kan worden beschouwd als een rechtsgeldige beschikking. De rechter heeft de zaak afgesloten met de beslissing om het verzoek af te wijzen, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

Uitspraak van 29 juni 2020
Lar nr. AUA202001165

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoeker],

wonend in Aruba,
VERZOEKER,
gemachtigde: de advocaat mr. J.P. Sjiem Fat,
gericht tegen:

COLLEGE VAN CURATOREN UNIVERSITEIT VAN ARUBA,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER, hierna ook te noemen: het CCUA,
gemachtigde: de advocaat mr. R.J.T.M. Oomen.

PROCESVERLOOP

Bij brief van 19 maart 2020 heeft de waarnemend president-curator, verzoeker bericht dat de Universiteit van Aruba heeft besloten het dienstverband met verzoeker met ingang van 1 augustus 2020 te beëindigen. Tevens is verzoeker onmiddellijk ontheven van zijn arbeidsverplichtingen en is hij dringend verzocht het terrein en de lokalen van de universiteit niet meer te betreden.
Op 24 april 2020 heeft verzoeker onderhavig verzoekschrift bij dit gerecht ingediend. Bij dat verzoek is als bijlage 1 een bezwaarschrift, gedateerd 14 april 2020, overgelegd.
Het gerecht heeft het verzoek behandeld ter zitting van 27 mei 2020, alwaar zijn verschenen verzoeker bijgestaan door zijn gemachtigde voornoemd, en voor verweerder de heren H. Koolman, waarnemend president-curator, en G. Thodé, rector van de Universiteit van Aruba, bijgestaan door de gemachtigde voornoemd.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
De brief waartegen het bezwaar zich richt, is van 19 maart 2020. Uit de overgelegde stukken is niet gebleken dat het bezwaarschrift bij de president-curator is ingediend. Het bezwaarschrift is evenwel als bijlage gevoegd bij onderhavig verzoekschrift, dat op 24 april 2020, derhalve binnen de bezwaartermijn als bedoeld in artikel 11, lid 1 van de Lar, is ingediend. In zoverre is voldaan aan de connexiteitsvereiste als bedoeld in artikel 54 van de Lar, en kan verzoeker worden ontvangen in onderhavig verzoek.
De standpunten van partijen
2.1
Het meest verstrekkende verweer van verweerder is, dat tussen verzoeker en de Universiteit van Aruba (UA) een civielrechtelijke arbeidsovereenkomst bestaat, zodat de brief van 19 maart 2020, waarbij verzoeker ontslag is aangezegd, geen beschikking in de zin van de Lar behelst. Geconcludeerd wordt dat verzoeker niet-ontvankelijk is in zijn verzoek, dan wel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
2.2
Verzoeker heeft zich - samengevat - op het standpunt gesteld dat er wel degelijk sprake is van een beschikking in de zin van de Lar, nu de UA behoort tot de openbare dienst en het CCUA dient te worden beschouwd als een bestuursorgaan dat gebruik heeft gemaakt van bevoegdheden die in artikel 13 van de Landsverordening Universiteit van Aruba worden geregeld, door verzoeker, als lid van het wetenschappelijk personeel als bedoeld in artikel 12 van de Landsverordening Universiteit van Aruba, te schorsen en te ontslaan.
Het geschil
3. Ter beantwoording ligt ten eerste voor de vraag of de brief van 19 maart 2020, waartegen het bezwaar zich richt, een beschikking is in de zin van de Lar.
Het wettelijk kader
4.1
Ingevolge artikel 2, eerste lid van de Lar wordt in deze landsverordening en de daarop berustende bepalingen verstaan onder beschikking: een op enig rechtsgevolg gericht schriftelijk besluit van een bestuursorgaan.
Voor zover hier van belang is, ingevolge het tweede lid, aanhef en onder sub a, van het begrip beschikking uitgezonderd, rechtshandelingen naar burgerlijk recht.
4.2
Ingevolge artikel 2 van de Landsverordening Universiteit van Aruba (hierna: LUA) is de UA een rechtspersoon.
Ingevolge artikel 7 van de LUA wordt het bestuur van de UA uitgeoefend door een college van curatoren. Ingevolge het vierde en het vijfde lid wordt uit leden van het college van curatoren de president-curator benoemd, die de UA in en buiten rechte vertegenwoordigt.
Ingevolge artikel 9, is er een dagelijks bestuur, bestaande uit de president-curator, zijn plaatsvervanger en de rector.
Ingevolge artikel 13, eerste lid wordt het wetenschappelijk personeel en het overige docerend personeel, op voordracht van het college van curatoren, bij landsbesluit benoemd, geschorst en ontslagen.
De relevante feiten
5.1
Verzoeker is bij een door de president-curator en verzoeker ondertekend geschrift van 14 juni 2016, met ingang van 1 december 2015 als voltijds wetenschappelijk medewerker Staats- en bestuursrecht bij de Faculteit der Rechtsgeleerdheid aangesteld. In genoemd geschrift zijn ook de arbeidsvoorwaarden, zoals het maandelijkse loon, de vakantie-uitkering, het aantal vakantiedagen en de kindertoelage, vermeld.
5.2
Bij brief van 19 maart 2020 heeft de waarnemend president-curator verzoeker - kort gezegd - ontslag aangezegd ingaande 1 augustus 2020.
De beoordeling
6.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54, eerste lid, van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
Voor het treffen van een voorlopige voorziening is reden als de beschikking naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onrechtmatig is, en in de bodemprocedure zeer waarschijnlijk geen stand zal houden.
6.2
Volgens bestendige jurisprudentie van de Raad van Beroep in Ambtenarenzaken [1] , is het in een kleine eilandelijke samenleving als de onze, van groot belang dat de formele regels voor het tot stand brengen van (aanstellings-)besluiten strikt worden gehanteerd. Indien die regels niet zijn gehanteerd, zal niet licht mogen worden aangenomen dat desalniettemin een (aanstellings-)besluit tot stand is gekomen. Indien een dergelijk besluit ontbreekt, kan daarom slechts onder bijzondere omstandigheden toch een aanstelling als ambtenaar tot stand komen. Daarvoor dient duidelijk te blijken van een aan de zijde van het betrokken orgaan levende bedoeling om een dergelijke verhouding tot stand te brengen, dan wel van feiten of omstandigheden op grond waarvan de betrokkene heeft mogen begrijpen dat een aanstelling feitelijk heeft plaatsgevonden.
6.3
In dit geval staat vast dat verzoeker niet bij landsbesluit is aangesteld. Desgevraagd heeft de rector ter zitting te kennen gegeven dat geen enkele docent/wetenschappelijk personeel die nu bij de UA werkzaam is, bij landsbesluit is aangesteld.
Nu verzoeker vanaf 1 december 2015 feitelijk als voltijds wetenschappelijk medewerker bij de UA werkzaam is, onder de in de door hem als werknemer, en de president-curator als vertegenwoordiger van de werkgever, ondertekend geschrift van 14 juni 2016 genoemde arbeidsvoorwaarden, is de voorzieningenrechter van oordeel dat in deze sprake is van een civielrechtelijke dienstbetrekking tussen verzoeker en de UA.
6.4
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de ontslagaanzegging van 19 maart 2020 geen beschikking in de zin van de Lar is, nu het een beëindiging van een civielrechtelijke dienstbetrekking betreft. Dit betekent dat het bezwaar van verzoeker zeer waarschijnlijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard. Voor schorsing van de ontslagaanzegging dan wel het treffen van een voorlopige voorziening is dan ook geen aanleiding. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 29 juni 2020 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bv. RvBAZ van 10 december 2008, ECLI:NL:ORBANAA:2008:BH2975;