ECLI:NL:OGEAA:2020:164

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 april 2020
Publicatiedatum
7 mei 2020
Zaaknummer
AUA201703976 AR
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot herroeping vonnis inzake schadevergoeding huurauto

In deze zaak vorderde eiser, die in persoon procedeerde, herroeping van een eerder vonnis van 27 maart 2013, waarin hij was veroordeeld tot betaling van schade aan een huurauto die hij had gebruikt na een verkeersongeval. Eiser stelde dat hij in die procedure niet had kunnen bewijzen dat de huurauto allrisk verzekerd was, omdat hij de purchase-order pas in 2017 had teruggevonden. New India, de gedaagde en WA-verzekeraar, had in de eerdere procedure betoogd dat eiser geen allriskverzekering had afgesloten, en eiste vergoeding van de schade die zij aan de verhuurder had betaald. Eiser voerde aan dat de purchase-order wel degelijk een allriskverzekering dekte, maar het gerecht oordeelde dat uit de purchase-order niet zonder meer kon worden afgeleid dat er een allrisk-dekking was overeengekomen. Het gerecht concludeerde dat eiser zijn stelling onvoldoende had onderbouwd en wees de vordering af. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten van New India, begroot op Afl. 500,00.

Uitspraak

Vonnis van 29 april 2020
Behorend bij AUA201703976 AR
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiser]
wonende in Aruba,
EISER,
hierna ook te noemen: [eiser],
procederende in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
NEW INDIA ASSURANCE REPRESENTATIVE N.V,
gevestigd te Aruba,
GEDAAGDE,
hierna ook te noemen: New India,
gemachtigde: mr. E.J.M. Lotter Homan.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift d.d. 29 maart 2017 met producties;
- de conclusie van antwoord d.d. 6 november 2019 met producties;
- de op de rolzitting van 15 januari 2020 aan [eiser] verleende akte niet dienen.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Nadat [eiser] in 2006 met zijn auto betrokken was geraakt bij een verkeersongeval, heeft New India als WA-verzekeraar aan [eiser] een auto ter beschikking gesteld (hierna: de huurauto) voor de duur van de reparatie van zijn eigen auto. De verhuurder van de auto was Hertz. [eiser] had van New India een zogenaamde ‘purchase-order’ verkregen (verzoekschrift, prod. 2), op grond waarvan Hertz op kosten van New India de huurauto aan [eiser] kon verhuren.
2.2
Op 8 september 2006 is [eiser] met de huurauto betrokken geraakt bij een verkeersongeval. Het ongeval was te wijten aan een fout van [eiser]. De huurauto is total-loss geraakt. New India heeft de schade aan Hertz vergoed.
2.3
Bij bevel tot betaling van 1 juni 2011 van dit gerecht is [eiser] bij verstek veroordeeld om aan New India, ter zake van de schade aan de huurauto, te betalen het bedrag van Afl. 11.500,00 vermeerderd met proceskosten.
2.4
Tegen deze uitspraak heeft [eiser] verzet ingesteld. Bij vonnis in verzet van 27 maart 2013 van dit gerecht is het bevel tot betaling bevestigd.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiser] vordert in deze procedure dat het gerecht het op 27 maart 2013 in verzet gewezen vonnis herroept, kosten rechtens.
3.2
Aan zijn vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. In de procedure in verzet heeft New India gesteld dat [eiser] voor de huurauto geen all-riskverzekering had afgesloten. Om die reden was volgens New India de schade aan de huurauto niet door een verzekering gedekt en had zij recht had op vergoeding door [eiser] van de schade die New India aan Hertz had uitbetaald. Begin januari 2017 heeft [eiser] bij hem thuis de destijds door New India afgegeven purchase-order terug gevonden en hieruit blijkt dat de huurauto wel all-risk was verzekerd. Dat betekent dat New India in de procedure in verzet in strijd met de waarheid heeft gesteld dat [eiser] niet verzekerd was voor het ongeval, waardoor het vonnis berust op bedrog zoals bedoeld in art. 382 aanhef en sub a Rv.
3.3
New India voert hiertegen verweer. Hierna zal, voor zover voor de beoordeling van de vordering van belang, nader worden ingegaan op de grondslagen van de vorderingen en op het daartegen gevoerde verweer.

4.DE BEOORDELING

4.1
Partijen hebben beiden verwezen naar diverse processtukken en producties die onderdeel uitmaken van de procedure in verzet. Zij hebben dit proces-dossier echter niet integraal overgelegd. Het gerecht heeft daarom slechts kennis kunnen nemen van de processtukken en producties uit de eerdere procedure, voor zover deze in de huidige procedure als productie zijn overgelegd.
4.2
In het vonnis van 27 maart 2013 (verzoekschrift, prod. 1) heeft het gerecht onder meer het volgende overwogen:
“4.3 (…) [eiser] heeft voorts niet betwist dat de lease-auto niet allrisk verzekerd was, dat New India de schade aan de lease-auto aan de leasemaatschappij heeft vergoed en dat deze schade (na mitigatie) Afl. 10.000,00 bedraagt. In rechte dienen deze feiten dan ook als vaststaand aangenomen te worden. (…)”
4.3
Uit deze overweging volgt dat [eiser] destijds niet heeft betwist dat de huurauto niet allrisk verzekerd was, zodat het gerecht dit om die reden als vaststaand heeft aangenomen. Thans stelt [eiser] dat hij destijds niet met bewijzen kon motiveren dat de auto wel allrisk was verzekerd (verzoekschrift, nr. 5). Het gerecht begrijpt deze stelling aldus dat [eiser] destijds de stellingen dienaangaande van New India niet heeft betwist wegens het ontbreken van bewijs. Dat bewijs blijkt volgens [eiser] thans wel uit de in 2017 teruggevonden en thans door hem overgelegde purchase-order.
4.4
Vast staat dat in de purchase-order nergens is vermeld dat de op grond van deze purchase-order te sluiten verzekering een allrisk-dekking biedt. Volgens [eiser] (verzoekschrift onder 10 en 11) volgt echter uit de door New India in de eerdere procedure overgelegde voorbeelden van purchase-orders dat op een purchase-order slechts uitdrukkelijk werd vermeld dat er
geenallrisk-dekking was afgesloten. Als er wel een allrisk-dekking was, dan werd omtrent de dekking niets op de purchase-order vermeld. Aangezien op de door [eiser] overgelegde purchase-order niets is vermeld omtrent de dekking, betekent dat dat er wel een allrisk-dekking was. New India heeft deze (a-contrario)redenering van [eiser] betwist.
4.5
Het gerecht oordeelt als volgt. Uit de enkele omstandigheid dat in de purchase-order geen vermelding is gemaakt van de aard van de dekking die ten aanzien van de huurauto is geboden, kan niet zonder meer worden afgeleid dat dat meebrengt dat er een allrisk-dekking is overeengekomen. In het licht van de gemotiveerde betwisting van New India, die onder meer heeft gesteld dat de purchase-orders waar [eiser] naar verwijst, drie jaar jonger zijn en een geheel andere opmaak hebben dan de purchase-order die door [eiser] is overgelegd, had van [eiser] mogen worden verwacht dat hij zijn stellingen nader had onderbouwd. Dat heeft hij niet gedaan. De conclusie is dan ook dat [eiser] zijn stelling dat met betrekking tot de huurauto een allriskverzekering was gesloten, onvoldoende heeft onderbouwd. Die stelling zal om die reden worden gepasseerd zonder dat [eiser] tot bewijslevering hoeft te worden toegelaten. De vraag of New India op dit punt bedrog heeft gepleegd, behoeft om die reden niet te worden beantwoord.
4.6
De slotsom is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen. Als de in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van de procedure die aan de zijde van New India worden begroot op Afl. 500,00 aan salaris van gemachtigde.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
wijst het gevorderde af;
5.2
veroordeelt [eiser] in de kosten van de procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van New India worden begroot op Afl. 500,00 aan salaris van de gemachtigde;
5.3
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 april 2020 in aanwezigheid van de griffier.