ECLI:NL:OGEAA:2020:113

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 maart 2020
Publicatiedatum
10 april 2020
Zaaknummer
AUA201904335
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake onderzoek ouderlijk gezag en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 maart 2020 een tussenbeschikking gegeven in een procedure over het ouderlijk gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. H.U. Thielman, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, die geboren is uit de relatie met de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. C.J. Hart. De vader stelt dat hij altijd betrokken is geweest bij de beslissingen omtrent de minderjarige en vreest dat de moeder misbruik zal maken van haar eenhoofdig gezag. De moeder heeft het verzoek van de vader betwist en aangevoerd dat de communicatie tussen hen al geruime tijd problematisch is en dat er een reëel gevaar bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders.

Het Gerecht heeft besloten dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen en heeft de Voogdijraad verzocht een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen. Tevens is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader en de minderjarige op verschillende momenten in de week contact hebben. De zaak is aangehouden voor het indienen van het rapport van de Voogdijraad, dat op 2 juni 2020 moet worden gepresenteerd. De beschikking is gegeven door rechter mr. J.M.J. Keltjens, ter zitting van 10 maart 2020.

Uitspraak

Beschikking van 10 maart 2020
Behorend bij EJ nr. AUA201904335
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam verzoeker],
wonende in Aruba,
verzoeker, hierna de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. H.U. Thielman,
tegen
[Naam verweerder],
wonende in Aruba,
verweerster, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart.
Belanghebbende:
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2015 in Aruba,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties genummerd 1 tot en met 4, ingediend op 13 december 2019;
  • het verweerschrift, ingediend op 12 februari 2020;
  • de e-mail zijdens de vader d.d. 13 februari 2020 met producties genummerd 6 en 7;
  • de pleitaantekeningen van de advocaat van de vader met aangehecht producties 5, 6 en 7;
  • de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 18 februari 2020, in aanwezigheid van partijen bijgestaan door hun gemachtigden en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw A. Emmanuel.
1.2
De uitspraak is bepaald op 31 maart 2020, maar wordt heden vervroegd uitgesproken.

2.DE FEITEN

De minderjarige voornoemd is geboren tijdens de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Zij is op 15 september 2015 door de vader erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast en tot het vaststellen van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige op de wijze zoals hij dat heeft verzocht.
3.2
Ter onderbouwing van het verzoek heeft de vader gesteld dat partijen sinds de geboorte van de minderjarige samen beslissingen hebben genomen over de minderjarige en dat de vader ook nadat partijen uit elkaar zijn gegaan constant betrokken is gebleven bij de minderjarige en bij de beslissingen die betrekking hebben op haar. De vader heeft aangevoerd dat de communicatie tussen partijen voor wat betreft de minderjarige tot voor kort heel prettig is verlopen. Dat de communicatie de laatste tijd iets is verslechterd heeft volgens de vader te maken met de omstandigheid dat de moeder aan de vader geen toestemming wil geven om met de minderjarige voor een paar dagen op reis te gaan en met de omstandigheid dat de vader weigerde te tekenen om de nieuwe partner van de moeder tot voogd van de minderjarige te maken. De vader vreest door bovengenoemde ontwikkelingen dat de moeder misbruik zal maken van het eenhoofdig gezag.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.3
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet.
4.4
De moeder heeft ter zitting allereerst ontkent de vader verzocht te hebben een formulier te ondertekenen zodat haar huidige partner voogd wordt van de minderjarige. De moeder heeft in dit verband verder gesteld dat het niet de bedoeling is dat haar huidige partner de voogdij krijgt over de minderjarige. Verder heeft de moeder ter zitting toestemming gegeven aan de vader om met de minderjarige naar het buitenland te reizen om vakantie te vieren.
4.5
Anders dan de vader -zoals hiervoor ook al overwogen- die heeft benadrukt dat de communicatie tussen de moeder en hem – tot voor kort - goed was en niet in de weg zou moeten staan tussen hem en de moeder in de uitoefening van het gezamenlijke gezag heeft de moeder - kort samengevat – daartegen het volgende aangevoerd. Partijen zijn niet in staat om adequaat met elkaar te communiceren, dat de communicatie tussen partijen al langer dan vier jaar stroef loopt, dat niet te verwachten valt dat de situatie binnen afzienbare tijd zal verbeteren, dat de vader de moeder onder druk zet en manipuleert, dat de vader de moeder zal weerhouden om met de minderjarige te reizen indien hij ook belast wordt met het gezag, dat de vader niet geïnteresseerd is in de minderjarige, dat de vader de verzorging van de minderjarige altijd overlaat aan zijn partner of het dienstmeisje en dat de vader het gezag zal misbruiken. Volgens de moeder bestaat het reëel gevaar dat de minderjarige klem of verloren zal raken tussen de ouders en is dit volgens de moeder niet in het belang van de minderjarige.
4.6
Gezien hetgeen partijen tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren hebben gebracht en na acht te hebben geslagen op alle ingediende stukken, in het bijzonder ook de door de zijdens de vader in het geding gebrachte e-mails en Whatsapp berichten tussen de vader en de moeder, acht het Gerecht zich onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en zal de Voogdijraad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico voor de minderjarige bestaat dat hij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.7
De zaak zal worden verwezen naar een hieronder te vermelden rolzitting voor overlegging van het rapport zijdens de Voogdijraad.
Omgang
4.8
Ingevolge artikel 1:377a BW hebben het kind en de niet met het gezag belaste ouder recht op omgang met elkaar. Bij de vaststelling van de omgangsregeling is het belang van de minderjarige doorslaggevend.
4.9
De moeder heeft in haar verweerschrift aangegeven geen bezwaar te hebben dat er een vaste omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige wordt bepaald. Wel heeft de moeder bezwaar gemaakt tegen de door de vader verzochte doordeweekse overnachtingen. Ter toelichting daarop heeft de moeder gesteld dat de vader doordeweeks in ieder geval tot 19:00 uur werkt en dat de vader daarom amper tijd heeft om met de minderjarige door te brengen. Verder heeft de moeder gesteld dat de vader de minderjarige tijdens de omgang meeneemt naar het werk, terwijl de vader op die momenten niet de volle aandacht heeft voor de minderjarige. Hier maakt de moeder zich zorgen over, omdat de zaak van de vader, volgens moeder, geen veilige plek is, gelet op de verkeerssituatie aldaar. . Voorts heeft de moeder gesteld dat doordeweekse overnachtingen een heel gedoe met zich meebrengen nu telkens kleren moeten worden ingepakt om met de minderjarige meegestuurd te worden.
4.1
De moeder heeft verder aangegeven akkoord te gaan met het voorstel van de vader voor zover het gaat om omgang om het weekeinde. Verder heeft de moeder een tegenvoorstel gedaan inhoudende dat de vader elke zaterdag met de minderjarige mag doorbrengen.
4.11
Ter zitting heeft de vader toegezegd eerder te zullen stoppen met werken wanneer hij omgang heeft met de minderjarige en de volle aandacht te zullen schenken aan de minderjarige tijdens de omgangsmomenten. Gelet hierop en de omstandigheid dat de moeder in beginsel geen bezwaar heeft tegen omgang, en nu de minderjarige al in het weekend bij de vader blijft overnachten zonder enige klacht, ziet het Gerecht geen aanleiding om de vader doordeweekse omgang met overnachtingen te weigeren. Dat de moeder vaker kleren zal moeten inpakken om met de minderjarige mee te sturen naar de vader is naar het oordeel van het Gerecht geen reden om tot een ander oordeel te komen. Het Gerecht zal gelet op het bovenstaande en rekening houdend met de belangen van beide ouders en de belangen van de minderjarige de informele omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige vaststellen en uitbreiden als volgt.
4.12
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
5.1
verzoekt de Voogdijraad om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen, waarin de hierboven in overweging 4.6 geformuleerde vraag dient te worden beantwoord,
5.2
verwijst de zaak naar de zitting van
dinsdag, 2 juni 2020 om 8.30 uur, voor het indienen van het rapport zijdens de Voogdijraad,
5.3
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige [naam minderjarige] als volgt:
* elke week:
- op dinsdag, waarbij de vader de minderjarige van de kinderopvang ophaalt en om 19:00 uur bij de moeder thuis afzet,
- vanaf woensdagmiddag tot donderdagochtend, waarbij de vader de minderjarige op woensdagmiddag van de kinderopvang ophaalt en donderdagochtend naar de kinderopvang brengt,
* om de week:
- vanaf vrijdagmiddag tot zondagmiddag, waarbij de vader de minderjarige op vrijdagmiddag van de kinderopvang ophaalt en haar zondagmiddag om 17:00 uur bij de moeder afzet,
5.4
houdt iedere verdere beslissing aan
Deze beschikking is gegeven door mr. J.M.J. Keltjens, rechter in dit gerecht, ter zitting van 10 maart 2020 in aanwezigheid van de griffier.
civiel – ej
tussenbeschikking
Inhoudsindicatie: gezag en omgang