ECLI:NL:OGEAA:2020:101

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
16 maart 2020
Publicatiedatum
27 maart 2020
Zaaknummer
CUR201901787
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verzuimboete en naheffingsaanslag winstbelasting 2015

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 16 maart 2020 uitspraak gedaan in een belastingzaak waarbij belanghebbende, gevestigd te Curaçao, in beroep ging tegen een verzuimboete van NAf 1.000 en een naheffingsaanslag in de winstbelasting over het jaar 2015 van NAf 63. De verzuimboete was opgelegd wegens het niet tijdig betalen van de winstbelasting. Belanghebbende had op 6 juli 2016 de betaling gedaan, maar door een onjuist betalingskenmerk was de betaling niet correct verwerkt. Het Gerecht oordeelde dat de verzuimboete passend was, ondanks dat de betaling slechts zes dagen te laat was. Belanghebbende had geen recht op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase, omdat de Inspecteur niet tegen beter weten in had gehandeld. Echter, belanghebbende kreeg wel kosten vergoed voor de beroepsfase. Het Gerecht verklaarde het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond en vernietigde de naheffingsaanslag, terwijl de verzuimboete gehandhaafd bleef. De uitspraak benadrukt de strikte naleving van belastingverplichtingen en de gevolgen van administratieve fouten.

Uitspraak

Uitspraak van 16 maart 2020
BBZ nr. CUR201901787
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN CURAÇAO
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening op het beroep in belastingzaken van:
[Belanghebbende], gevestigd te Curaçao,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Curaçao,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 23 juni 2017 een naheffingsaanslag in de winstbelasting over het jaar 2015 opgelegd van NAf 63. Daarbij is een verzuimboete opgelegd van NAf 1.000 vanwege het niet tijdig doen van aangifte.
1.2
Belanghebbende heeft op 22 augustus 2017 daartegen bezwaar gemaakt.
1.3
Belanghebbende heeft op 17 mei 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van NAf 150.
1.4
De zitting heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020 te Willemstad. Namens belanghebbende is verschenen [A], werkzaam bij [Q]. Namens de Inspecteur is verschenen [C].

2.FEITEN

2.1
Belanghebbende heeft op aangifte winstbelasting voor het jaar 2015 gedaan naar een bedrag van NAf 63.
2.2
Belanghebbende heeft het belastingbedrag van NAf 63 overgemaakt op 6 juli 2016. In de omschrijving op het rekeningafschrift is een onjuist betalingskenmerk vermeld.

3.GESCHIL

3.1
Tussen partijen is niet langer in geschil dat de naheffingsaanslag vernietigd moet worden.
3.2
De verzuimboete van NAf 1.000 is nog wel in geschil.

4.OVERWEGINGEN

Beroep tegen niet-tijdig beslissen

4.1
Het bezwaarschrift tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2015 is op 22 augustus 2017 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 30, lid 2, Algemene landsverordening Landsbelastingen (ALL) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen negen maanden na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus uiterlijk op 22 mei 2018, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 31, lid 1, ALL kan binnen twaalf maanden, in dit geval dus uiterlijk op 22 mei 2019, beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift.
4.4
Belanghebbende heeft op 17 mei 2019 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraken op bezwaar. Dit beroep is mitsdien ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar.
Verzuimboete
4.6
De verzuimboete van NAf 1.000 is opgelegd vanwege het niet tijdig betalen van de aangegeven winstbelasting.
4.7
Op grond van artikel 19 ALL kan de Inspecteur ter zake van dit betaalverzuim een boete opleggen van ten hoogste NAf 10.000.
4.8
In de Ministeriële regeling formeel belastingrecht is onder meer het boetebeleid van de Inspecteur neergelegd. Op grond van artikel 4.3, lid 1 van deze Ministeriële regeling wordt bij het opleggen van een verzuimboete rekening gehouden met het aantal keren dat in de voorafgaande vier belastingjaren een verzuim is geconstateerd.
4.9
Ingevolge artikel 4.6, lid 2 van deze ministeriële regeling legt de Inspecteur bij een derde of volgend verzuim een boete op van 15% van het bedrag van de naheffingsaanslag met een minimum van NAf 1.000 en een maximum van NAf 10.000.
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat sprake is van een vierde verzuim. De opgelegde boete van NAf 1.000 is overeenkomstig het boetebeleid van de Inspecteur. Het Gerecht acht deze boete passend en geboden. Dat de betaling slechts een bedrag van NAf 63 betrof en slechts zes dagen te laat was, maakt dit niet anders. Daarbij laat het Gerecht meewegen dat op grond van de wettelijke regeling de hoogte van de te laat betaalde belasting en de mate van termijnoverschrijding niet van belang zijn voor de hoogte van de op te leggen verzuimboete.
Slotsom
4.11
Gelet op het vorenstaande ziet het Gerecht aanleiding om te oordelen dat de naheffingsaanslag winstbelasting 2015 vernietigd moet worden en dat de verzuimboete 2015 gehandhaafd moet blijven. Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2015 daarom gegrond verklaren en het bezwaar tegen de verzuimboete 2015 ongegrond verklaren.

5.PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT

Kosten bezwaarfase

5.1
Ingevolge artikel 32a, lid 1 ALL worden, op verzoek van de belastingplichtige, de kosten die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, vergoed voor zover de aanslag door ernstige onzorgvuldigheid in strijd met het recht is opgelegd. Het verzoek moet worden gedaan voordat de Inspecteur op het bezwaar heeft beslist. De regels over de (hoogte van de) vergoeding zijn neergelegd in artikel 6.4 van de Ministeriële regeling formeel belastingrecht.
5.2
Belanghebbende heeft in zijn bezwaarschrift verzocht om een kostenvergoeding. Het Gerecht is van oordeel dat belanghebbende geen recht heeft op een kostenvergoeding voor de bezwaarfase. Doordat belanghebbende een onjuist betalingskenmerk bij de overschrijving heeft vermeld, is de betaling niet als winstbelasting afgeboekt. Dit brengt mee dat de Inspecteur niet tegen beter weten in de onderhavige belastingaanslag heeft opgelegd, zodat geen sprake is van een aan de Inspecteur te wijten ernstige onzorgvuldigheid.
Kosten beroepsfase
5.3
Ingevolge artikel 15, lid 1 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken (LBB) worden de kosten vergoed die de belastingplichtige in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken.
5.4
In artikel 15, lid 2, LBB is bepaald dat de regels over de (hoogte van de) proceskostenvergoeding bij of krachtens landsbesluit worden vastgesteld. Dat is nog niet gebeurd. Het Gerecht zal daarom aansluiten bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, PB 2001, no. 127 (vgl. GHvJ 21 juni 2017, nr. CUR2016H00008, ECLI:NL:OGHACMB:2017:54).
5.5
In artikel 1 van dit Besluit zijn de kosten vermeld die voor vergoeding in aanmerking komen, waaronder de kosten van door een derde verleende beroepsmatige bijstand. Deze kosten kunnen worden berekend op NAf 350 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt NAf 700, wegingsfactor 0,25 (beroep niet tijdig beslissen)).
Griffierecht
5.6
Verder dient de Inspecteur op grond van artikel 18, lid 5 LBB het betaalde griffierecht van NAf 150 aan belanghebbende te vergoeden.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de naheffingsaanslag winstbelasting 2015 gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de verzuimboete 2015 ongegrond;
- vernietigt de naheffingsaanslag winstbelasting 2015;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van NAf 350; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van NAf 150 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 16 maart 2020, in tegenwoordigheid van de griffier M.M.M. Faro MSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
Wilhelminaplein 4
Willemstad
Curaçao
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieCUR@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
- natuurlijke personen: NAf. 200
- personenvennootschappen en rechtspersonen: NAf. 500