ECLI:NL:OGEAA:2019:85
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - meervoudig
- N.K. Engelbrecht
- J.R. Geerman
- E. de Cuba
- Rechtspraak.nl
Aanspraak op cessantia-uitkering en de toestand van de werkgever
In deze zaak gaat het om de aanspraak van appellant op een cessantia-uitkering op basis van de Cessantiaverordening. Appellant, die in dienst was bij [ Q ] NV, had op 15 april 2017 zijn dienstverband beëindigd. De Sociale Verzekeringsbank had op 30 oktober 2017 het verzoek van appellant tot uitbetaling van een eenmalige cessantia-uitkering afgewezen. Appellant was het niet eens met deze beslissing en heeft op 7 december 2017 beroep aangetekend. Tijdens de behandeling van de zaak op 10 januari 2019, was appellant aanwezig met zijn gemachtigde, terwijl de bank werd vertegenwoordigd door een juridisch adviseur en een advocaat.
De kern van het geschil was of appellant recht had op de cessantia-uitkering, gezien de omstandigheden rondom zijn werkgever. De bank stelde dat de werkgever ten tijde van de beëindiging van het dienstverband niet in staat van faillissement verkeerde en dat er geen surseance van betaling was verleend. Appellant betwistte dit en voerde aan dat de werkgever had opgehouden te betalen, wat hem recht zou geven op de uitkering.
Het College van Beroep heeft vastgesteld dat de werkgever inderdaad in de toestand verkeerde dat hij had opgehouden te betalen, aangezien appellant vanaf mei 2016 geen loon meer had ontvangen. Het College concludeerde dat appellant recht had op de cessantia-uitkering, en verklaarde het beroep gegrond. De beslissing van de bank werd vernietigd en appellant werd in het gelijk gesteld.