ECLI:NL:OGEAA:2019:747

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
19 november 2019
Publicatiedatum
27 november 2019
Zaaknummer
AUA201902785
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging van gezag en hoofdverblijfplaats van minderjarigen in een echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft de vader, wonende in Aruba, een verzoek ingediend tot wijziging van het gezag over zijn minderjarige kinderen, [Naam minderjarige I] en [Naam minderjarige II]. De vader verzoekt om gezamenlijk gezag over [Naam minderjarige I] en om de hoofdverblijfplaats van [Naam minderjarige I] bij hem te bepalen. De moeder, die het gezag over [Naam minderjarige I] alleen uitoefent, heeft verweer gevoerd en verzocht om het gezamenlijk gezag over [Naam minderjarige II] te beëindigen, zodat zij alleen met het gezag wordt belast. De procedure omvatte een verzoekschrift, een verweerschrift, een minderjarigenverhoor en een mondelinge behandeling met gesloten deuren. De rechter heeft besloten dat er onvoldoende informatie is om een definitieve beslissing te nemen en heeft de Voogdijraad verzocht een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van de betrokken partijen. Totdat er een eindbeslissing is, is de voorlopige hoofdverblijfplaats van [Naam minderjarige I] bij de vader bepaald en is er een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de moeder en [Naam minderjarige I]. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor het indienen van het rapport van de Voogdijraad.

Uitspraak

Beschikking van 19 november 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201902785
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam Vader],
wonende in Aruba, [Adres],
VERZOEKER, hierna de vader,
in persoon,
tegen
[Naam Moeder],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. N.S. Gravenstijn.
Belanghebbenden:
[Naam minderjarige I], geboren op [geboortedatum] 2006 in Nederland,
[Naam minderjarig II], geboren op [geboortedatum] 2004 in Nederland,
de minderjarigen.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 19 augustus 2019,
  • het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, ingediend op 28 oktober 2019,
  • het minderjarigenverhoor van [minderjarige I] op 28 oktober 2019,
  • de mondelinge behandeling met gesloten deuren op 29 oktober 2019, in aanwezigheid van de vader in persoon en de moeder in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde, en de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, [naam medewerkster].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarigen voornoemd zijn geboren uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Zij zijn door de vader erkend.
2.2
De ouders oefenen het gezag over de minderjarige [Naam minderjarige II] gezamenlijk uit. De moeder oefent het gezag over de minderjarige [Naam minderjarige I] alleen uit.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek van de vader strekt tot wijziging van het gezag, in die zin dat de vader gezamenlijk met de moeder dan wel alleen met het gezag over de minderjarige [naam minderjarige I] wordt belast met bepaling van het hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige I] bij de vader en tot vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en [naam minderjarige II].
3.2
De vader heeft aangevoerd dat de moeder onrust bij [naam minderjarige I] veroorzaakt. Hij stelt dat de minderjarige door haar moeder lichamelijk, geestelijk en emotioneel wordt mishandeld. Verder stelt de vader dat de minderjarige rust bij hem heeft.
3.3
De moeder heeft hiertegen verweer gevoerd en heeft bij wijze van zelfstandig verzoek verzocht om het gezamenlijk gezag over [naam minderjarige II] te wijzigen in die zin dat de moeder met het eenhoofdig gezag wordt belast.

4.DE BEOORDELING

Gezag en hoofdverblijf van [naam minderjarige I]

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Voor het uitoefenen van het gezamenlijk gezag is vereist dat de ouders in feite in staat zijn tot een behoorlijke gezamenlijke gezagsuitoefening en dat zij beslissingen van enig belang over hun kind in gezamenlijk overleg kunnen nemen, althans tenminste in staat zijn vooraf afspraken te maken over situaties die zich rond het kind kunnen voordoen en wel zodanig dat de kinderen niet klem of verloren raken tussen de ouders. De vraag die de rechter in dat kader onder meer dient te beantwoorden is of er een onaanvaardbaar risico voor het kind bestaat dat het klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien zij het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
4.3
De moeder heeft zich tegen het verzoek van de vader verzet en heeft daartoe - kort samengevat - aangevoerd dat ouders niet op een lijn staan over de opvoeding van [naam minderjarige I]. Ze geeft aan dat [naam minderjarige I] gedragsproblemen heeft en dat ze daardoor streng optreedt tegen haar gedrag. Verder voert moeder verweer tegen de wijziging van de hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige I].
4.4
Het gerecht acht zich in dit stadium onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en zal de Voogdijraad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang is van [naam minderjarige I]. Tevens dient de Voogdijraad in haar onderzoek mee te nemen de vraag of er een onaanvaardbaar risico voor [Naam minderjarige I] bestaat dat zij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk zouden uitoefenen.
Omdat [naam minderjarige I] momenteel al weer enige tijd bij de vader woont, zal het gerecht de voorlopige hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige I] bij de vader bepalen alsook een voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en [naam minderjarige I] vaststellen in afwachting van het onderzoek door de Voogdijraad.
4.5
De zaak zal worden verwezen naar een hieronder te vermelden rolzitting voor overlegging van het rapport zijdens de Voogdijraad.
Gezag over [naam minderjarige II]
4.6
Het verzoek, dat strekt tot wijziging van het gezag in die zin dat de moeder voortaan alleen met het gezag over [naam minderjarige II] wordt belast, is gebaseerd op artikel 1:253n van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA). Ingevolge dit artikel kan de rechter op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de desbetreffende beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Het moet hierbij gaan om een zodanige verandering van de situatie, dat het niet langer in het belang van het kind is de bestaande gezagsuitoefening te handhaven. Alsdan bepaalt de rechter, aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Beslissend zal zijn wiens gezag over het kind de rechter het meeste in het belang van het kind oordeelt.
4.7
De moeder stelt dat de communicatie tussen de ouders slecht is. Verder geeft ze aan dat er gegronde vrees bestaat dat [naam minderjarige II] bij voortzetting van het gezamenlijk gezag klem zal komen te raken tussen de communicatie van de ouders.
4.8
De vader heeft hiertegen verweer gevoerd. Hij heeft bij inleidend verzoekschrift verzocht om een omgangsregeling tussen hem en [naam minderjarige II] vast te stellen.
4.9
Het gerecht acht zich in dit stadium onvoldoende voorgelicht om een beslissing te nemen en zal de Voogdijraad verzoeken een onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen, ter beantwoording van de vraag of in dit geval een onaanvaardbaar risico voor [naam minderjarige II] bestaat dat hij klem of verloren zou raken tussen de ouders, indien de ouders het gezag gezamenlijk zouden blijven uitoefenen. Tevens dient de Voogdijraad in haar onderzoek mee te nemen de vraag welke omgangsregeling het meest in het belang is van [naam minderjarige II].
4.1
Het gerecht merkt daarnaast op dat [naam minderjarige II] voorafgaand aan de zitting niet is gehoord en zal [naam minderjarige II] in de gelegenheid stellen om zijn mening kenbaar te maken aan het gerecht. De minderjarigenverhoor zal op een hieronder te noemen datum plaatsvinden.
4.11
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de voorlopige hoofdverblijfplaats van [naam minderjarige I] bij de vader totdat er een eindbeslissing is gegeven,
bepaalt de voorlopige omgangsregeling tussen de moeder en [naam minderjarige I]als volgt:
- elke zondag en maandag, waarbij de moeder op zondag om 10.00 uur [naam minderjarige I] ophaalt en op maandagochtend naar school brengt,
verzoekt de Voogdijraad om onderzoek in te stellen naar de sociale omstandigheden van partijen en daarover een rapport uit te brengen, waarin de hierboven in overwegingen 4.4 en 4.9 geformuleerde vragen dienen te worden beantwoord,
verwijst de zaak naar de zitting van
dinsdag, 4 februari 2020 om 8.30 uur, voor het indienen van het rapport zijdens de Voogdijraad,
bepaalt dat [naam minderjarige II] op maandag 3 februari 2020 om 15:30 uur zal worden gehoord,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 19 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.