ECLI:NL:OGEAA:2019:739

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
AUA201903591
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van asielaanvraag en uitzetting

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 13 november 2019 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. Verzoeker, een Venezolaanse man, verbleef sinds 11 september 2018 zonder geldige verblijfstitel op Aruba. Op 29 september 2019 heeft de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie, verweerder, een bevelschrift uitgevaardigd waarin de uitzetting van verzoeker werd bevolen. Verzoeker heeft op 1 oktober 2019 een asielaanvraag ingediend bij de afdeling DIMAS, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat op het moment van het bevelschrift er geen formeel asielverzoek was ingediend, waardoor het bevelschrift niet onrechtmatig was. De voorzieningenrechter overwoog dat de verweerder de vertrektermijn op nul dagen mocht stellen, gezien de illegale status van verzoeker. Echter, op basis van het verbod van refoulement kan verzoeker niet worden uitgezet voordat de asielprocedure is afgerond. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het bevelschrift afgewezen, en daarmee het verzoek van verzoeker om een voorlopige voorziening niet ingewilligd.

Uitspraak

Uitspraak van 13 november 2019
Lar nr. AUA201903591

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[Verzoeker],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKER,
gemachtigde: L.D. Stephens,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigden: mr. C.L. Geerman (DWJZ) en J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 29 september 2019 (bestreden beschikking), heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 29 september 2019 bezwaar gemaakt.
Op 16 oktober 2019 heeft verzoeker bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 23 oktober 2019. Namens verzoeker is verschenen zijn gemachtigde. Namens verweerder zijn zijn gemachtigden verschenen.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Feiten
2.1
Verzoeker is op 7 september 2018 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur voor drie dagen.
2.2
Op 29 september 2019 is verzoeker door de afdeling Vreemdelingentoezicht van het Korps Politie Aruba werkend als metselaar aangetroffen bij het [ X ] gebouw.
2.3
Bij bestreden bevelschrift van 29 september 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoeker bevolen.
2.4
Verzoeker heeft op 1 oktober 2019 een asielaanvraag ingediend.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoeker sinds 11 september 2018 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel en hij illegaal aan het werk was. Bovendien behoeft zijn illegale verblijf op Aruba niet te worden gedoogd.
3.2
Verzoeker stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat hij een asielaanvraag heeft ingediend en dat daarom het bevelschrift van 29 september 2019 onrechtmatig is te achten.
Beoordeling
4. Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
5. Vast staat dat verzoeker sinds 11 september 2018 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft zodat verweerder op grond van artikel 15, lid 1, aanhef en letter d, LTU bevoegd is verzoeker uit te zetten. Verzoeker heeft op 1 oktober 2019 asiel aangevraagd bij DIMAS conform de voorgeschreven procedure. Nu ten tijde van het uitvaardigen van het bevelschrift tot uitzetting op 29 september 2019, geen formeel asielverzoek was ingediend, is dit bevelschrift niet onrechtmatig te achten. Verweerder mocht daarbij de vertrektermijn op nul dagen stellen. Gelet op het verbod van refoulement kan verzoeker echter niet worden uitgezet voordat de asielprocedure is beëindigd (vgl. GEA Aruba 2 oktober 2019, ECLI:NL:OGEAA:2019:633).
6. Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.J.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.