ECLI:NL:OGEAA:2019:737

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
20 november 2019
Zaaknummer
AUA201903518
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevelschrift tot uitzetting en asielverzoek van Venezolaanse nationaliteit

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan over het verzoek van een Venezolaanse vrouw, die tegen een bevelschrift tot uitzetting in beroep was gegaan. Het bevelschrift was op 13 september 2019 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie uitgevaardigd, terwijl er ten tijde van het bevelschrift nog geen formeel asielverzoek was ingediend. De verzoekster, die op 3 maart 2019 Aruba binnenkwam als toerist, had haar verblijfsduur verlengd tot 24 mei 2019, maar was op 13 september 2019 werkend aangetroffen zonder geldige verblijfstitel. Op 4 oktober 2019 diende zij een formeel asielverzoek in bij DIMAS. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bevelschrift tot uitzetting niet onrechtmatig was, omdat er op het moment van uitvaardigen geen formeel asielverzoek was ingediend. De rechter benadrukte dat, hoewel de verzoekster een asielwens had geuit, dit niet voldeed aan de vereisten voor een asielaanvraag. De rechter concludeerde dat er geen grond was voor schorsing van het bevelschrift en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 30 oktober 2019
Lar nr. AUA201903518

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoekster],

van Venezolaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: drs. M.L. Hassell,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. C.L. Geerman (DWJZ) en J.M. Harewood (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift van 13 september 2019 (bestreden beschikking) heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
Daartegen heeft verzoekster op 10 oktober 2019 bezwaar gemaakt.
Op 10 oktober 2019 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift als bedoeld in artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 16 oktober 2019. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigden.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek de indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d, van de Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) kunnen uitgezet worden personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Ingevolge het tweede lid geschiedt de uitzetting krachtens een met redenen omkleed bevelschrift van de minister, belast met justitiële aangelegenheden, houdende het bevel Aruba binnen een daarbij te bepalen termijn te verlaten. Het bevelschrift vermeldt de periode waarin aan de betrokkene de toelating tot Aruba zal worden geweigerd; deze periode bedraagt ten hoogste acht jaar.
Ingevolge het derde lid wordt bij de bepaling van de in de eerste volzin van het tweede lid genoemde termijn aan betrokkene, indien nodig, voldoende tijd gelaten om orde op zijn zaken te stellen.
Feiten
2.1
Verzoekster is op 3 maart 2019 Aruba binnengekomen als toerist met een toegestane verblijfsduur van negen dagen die werd verlengd tot 24 mei 2019.
2.2
Verzoekster heeft bij brief van 22 mei 2019 verzocht om asiel.
2.3
Op 13 september 2019 is verzoekster werkend aangetroffen als barbedienster te Manuelitos sport bar door de afdeling Vreemdelingentoezicht.
2.4
Bij bestreden beschikking van 13 september 2019 heeft verweerder de uitzetting van verzoekster bevolen.
2.5
Verzoekster heeft op 4 oktober 2019 een formeel asielverzoek bij DIMAS ingediend.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot uitzetting onder meer ten grondslag gelegd dat verzoekster sinds 25 mei 2019 niet in het bezit is van een geldige verblijfstitel.
3.2
Het verzoek strekt tot schorsing van de bestreden beschikking totdat op het bezwaar is beslist. Daaraan legt verzoekster ten grondslag dat zij een asielaanvraag heeft ingediend, waarop nog niet is beslist.
Beoordeling
4 Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
Asielwens
5. De brief van verzoekster van 22 mei 2019 betreft geen asielaanvraag conform de voorgeschreven procedure. Met deze brief heeft verzoekster slechts een asielwens geuit.
6. Vanaf de datum dat verzoekster haar asielwens heeft geuit, geldt het uit het vluchtelingenschap voortvloeiende verbod op refoulement, hetgeen betekent dat verzoekster niet naar het land van herkomst mag worden teruggezonden. Verzoeker heeft haar asielwens laten volgen door het indienen van een formeel asielverzoek op 4 oktober 2019.
Rechtmatig bevelschrift tot uitzetting
7. Vast staat dat verzoeker sinds 25 mei 2019 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft zodat verweerder op grond van artikel 15, lid 1, aanhef en letter d, LTU bevoegd is verzoeker uit te zetten. Verzoeker heeft op 4 oktober 2019 asiel aangevraagd bij DIMAS conform de voorgeschreven procedure. Nu ten tijde van het uitvaardigen van het bevelschrift tot uitzetting op 13 september 2019, geen formeel asielverzoek was ingediend, is dit bevelschrift niet onrechtmatig te achten. Verweerder mocht daarbij de vertrektermijn op nul dagen stellen. Gelet op het verbod van refoulement kan verzoeker echter niet worden uitgezet voordat de asielprocedure is beëindigd (vgl. GEA Aruba 2 oktober 2019, ECLI:NL:OGEAA:2019:633).
8. Gezien het voorgaande bestaat geen grond voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De voorzieningenrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. AJ.H. van Suilen, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 30 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.