ECLI:NL:OGEAA:2019:723

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
AUA201902135
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • M.E.B. de Haseth
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van arbeidsovereenkomst en verplichtingen werkgever inzake pensioenpremies

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft verzoeker, bijgestaan door zijn advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena, een verzoek ingediend om kosteloos te mogen procederen en om verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.F.M. Zara, te veroordelen tot betaling van een vergoeding. Verzoeker heeft van 1 september 2008 tot 27 december 2018 als kok gewerkt voor verweerder en stelt dat zijn ontslag onredelijk was. Hij betwist de redenen voor zijn ontslag, die verweerder in een brief heeft genoemd, en stelt dat hij recht heeft op een opzeggingstermijn, een cessantia-uitkering en betaling van niet genoten vakantiedagen. Daarnaast verzoekt hij om bewijs van afdracht van pensioen- en sociale premies door verweerder.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen mogelijk nietig is op grond van artikel 3:40 van het Burgerlijk Wetboek, omdat deze zou zijn gesloten met het doel om een wettelijke bepaling te ontduiken. Dit betreft de verplichting voor werkgevers om pensioenpremies af te dragen. De rechter heeft aangegeven dat de partijen zich nog niet hebben uitgelaten over de gevolgen van deze mogelijke nietigheid en heeft verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn vordering aan te passen. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling op 12 november 2019.

Uitspraak

Beschikking van 29 oktober 2019
E.J. no. AUA201902135
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[VERZOEKER],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde: de advocaat mr. Z.T.M. Arendsz-Marchena,
tegen:
[VERWEERDER] h.o.d.n. [NAAM EEMANSZAAK],
wonend in Aruba,
hierna te noemen: verweerder,
gemachtigde: de advocaat mr. J.F.M. Zara.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 26 juni 2019;
- het verweerschrift met producties, ingediend op 27 augustus 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting van 2 september 2019, waarbij zijn verschenen verzoeker in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde en verweerder in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde.
1.2
Vervolgens is de datum voor de beschikking nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Verzoeker heeft vanaf 1 september 2008 tot 27 december 2018 als kok werkzaamheden verricht voor verweerder.
2.2
In een omstreeks 18 januari 2019 door verzoeker ontvangen brief staat, voor zover van belang:

Pa medio di esaki suscrito, [Verweerder], director di [Naam eenmanszaak] kier a avisabo cu desde 27 di December 2018 bo no ta den servicio di mi empresa mas debi, pa e suguiente motibonan:
Dia 27 di December 2018 bo a bin traha bou influencia di alcohol (burachi), y bou di sustancianan desconoci, buscando problema cu otro trahadonan, menasa tambe trahadonan, bo a bandona trabou bisando cu bo no ta traha mas y papia hopi palabra insolente na e otro trahadonan presente.
Pa tur e motibonan aki nos no por tenebo mas den servicio”.

3.HET VERZOEK

3.1
Verzoeker verzoekt het Gerecht om hem verlof te verlenen om kosteloos te procederen. Verder verzoekt hij het Gerecht, na wijziging van eis, om bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad verweerder te veroordelen tot betaling van een vergoeding bestaande uit:
a. een opzeggingstermijn gelijk aan één maand loon Afl. 2.470,-
b. een cessantia-uitkering gelijk aan tien weken loon Afl. 6.175,-
c. niet genoten althans niet uitbetaalde vakantiedagen (over vijf jaar) Afl. 12.350,-
vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Verder verzoekt verzoeker verweerder te veroordelen om bewijs te leveren dat de door hem ingehouden pensioen- en sociale premies en belastingen zijn afgedragen, althans dat alsnog te doen en verzoeker te voorzien van een bewijs van betaling. Tot slot verzoekt verzoeker verweerder te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legt verzoeker ten grondslag dat het hem gegeven ontslag kennelijk onredelijk en onregelmatig is, nu verweerder hem zonder opgave van reden dan wel onder opgave van een valse reden heeft ontslagen, en verweerder de opzegtermijn niet in acht heeft genomen. In dit verband voert verzoeker aan dat hij ten tijde van het in de ontslagbrief vermelde incident niet onder invloed van alcohol was en dat dat incident een privéaangelegenheid betrof, nu het ging om een woordenwisseling met zijn toenmalige partner. Verder heeft verweerder nagelaten om ten behoeve van verzoeker pensioen- en sociale premies en belastingen af te dragen, waartoe hij als zijn werkgever wettelijk gehouden was, aldus verzoeker.
3.3
Verweerder heeft verweer gevoerd dat, voor zover nodig, bij de beoordeling aan de orde komt.

4.DE BEOORDELING

4.1
De vordering ten aanzien van de afdracht van pensioenpremies grondt verzoeker erop dat verweerder daartoe wettelijk gehouden was, nu hij bij hem in loondienst was. Dat wordt door verweerder gemotiveerd betwist door te stellen dat partijen – op uitdrukkelijk verzoek van verzoeker –- hadden afgesproken dat verzoeker ‘zwart’ zou worden betaald, zodat hij niet gehouden was pensioenpremies af te dragen. Verder stelt verweerder, onder verwijzing naar een door hem overgelegde verzamelloonstaat, waaruit valt af te leiden dat hij voor twee andere werknemers premies heeft afgedragen, dat deze afspraak slechts verzoeker betrof, anders dan bij zijn overige werknemers. Gegeven de gemotiveerde betwisting door verweerder, heeft verzoeker zijn stellingen ter zake onvoldoende toegelicht. Het had om zijn weg gelegen om deze nader te onderbouwen, hetgeen verzoeker niet heeft gedaan. Dat brengt met zich dat vast is komen te staan dat van de arbeidsovereenkomst de afspraak deel uitmaakt dat verweerder niet gehouden was ten behoeve van verzoeker pensioenpremies in te houden en af te dragen.
4.2
Ingevolge de Landsverordening algemeen pensioen is iedere werkgever verplicht om ten behoeve van zijn werknemers een pensioenverzekering af te sluiten en daartoe maandelijks de totale pensioenpremie, bestaande uit een werknemers- en een werkgeversgedeelte, af te dragen. Dat brengt met zich dat de tussen partijen gesloten arbeidsovereenkomst, die strekt tot het ontduiken van een wettelijke bepaling, ingevolge artikel 3:40, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) als in strijd met de goede zeden en de openbare orde – al dan niet gedeeltelijk – nietig is. Ter beantwoording van de vraag of de nietigheid van dit beding de nietigheid van de arbeidsovereenkomst in zijn geheel met zich brengt, dient te worden onderzocht of een onverbrekelijk verband bestaat tussen het beding en de arbeidsovereenkomst (artikel 3:41 BW). Daartoe dient de arbeidsovereenkomst te worden uitgelegd, waarbij van belang kunnen zijn de aard, inhoud en strekking daarvan, de mate waarin de onderscheiden onderdelen met elkaar verband houden, en hetgeen partijen met de overeenkomst hebben beoogd. In het licht daarvan dient de rechter te beoordelen of, mede gelet op de overige omstandigheden van het geval en de belangen van alle betrokken partijen, voor gedeeltelijke instandhouding van de arbeidsovereenkomst al dan niet voldoende rechtvaardiging bestaat (HR 20 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:2123).
4.3
Volledige nietigheid van de arbeidsovereenkomst kan met zich brengen dat verzoeker aan die overeenkomst in het geheel geen rechten kan ontlenen. Dat kan betekenis hebben voor de beoordeling van de vordering voor het overige. Partiële nietigheid kan met zich brengen dat de arbeidsovereenkomst blijft bestaan, met uitzondering van de afspraak dat verweerder niet gehouden is pensioenpremies af te dragen. Dat zou betekenen dat verweerder alsnog gehouden is om deze premies af te dragen, bestaande uit een werknemers- en een werkgeversgedeelte. Opgemerkt hierbij zij dat verweerder gemotiveerd heeft betwist dat hij op het loon van verzoeker het werknemersgedeelte van de pensioenpremie heeft ingehouden.
4.4
Partijen hebben zich over deze punten nog niet uitgelaten. Het Gerecht acht het aangewezen dat zij dat alsnog doen. Verzoeker wordt dan ook in de gelegenheid gesteld om zich bij akte ten aanzien van het hiervoor onder 4.2 en 4.3 overwogene uit te laten en desgewenst zijn vordering op dit punt aan te passen, waarna verweerder kan reageren.
4.5
Nu de – al dan niet gedeeltelijke – nietigheid van de arbeidsovereenkomst betekenis kan hebben voor de beoordeling van de vordering voor het overige, wordt iedere verdere beslissing aangehouden.

5.DE BESLISSING

Het Gerecht:
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 12 november 2019 voor een akte aan de zijde van verzoeker, waarna verweerder kan reageren;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.E.B. de Haseth, rechter in dit Gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 29 oktober 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.