ECLI:NL:OGEAA:2019:721

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
AUA201902687 EJ
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van gezinsproblemen en opvoedingsverwaarlozing

Op 29 oktober 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2014. De Voogdijraad heeft het verzoek ingediend, waarbij de minderjarige voorlopig was toevertrouwd aan de Voogdijraad en geplaatst in Casa Cuna. De ouders van de minderjarige, die samenwonen, zorgen gezamenlijk voor de opvoeding, maar de moeder oefent alleen het gezag uit. De procedure begon met een verzoekschrift op 9 augustus 2019, gevolgd door een verweerschrift op 11 oktober 2019 en een mondelinge behandeling op 15 oktober 2019. Tijdens deze zitting waren de ouders, de voorgestelde gezinsvoogdes en een raadsonderzoeker aanwezig.

De feiten tonen aan dat er problemen zijn in de opvoedsituatie van de minderjarige, waaronder ruzies tussen de ouders en verwaarlozing van de minderjarige. De minderjarige vertoont achterstanden in ontwikkeling en heeft tekenen van oud fysiek letsel. De rapportages van de Voogdijraad en een psycholoog bevestigen deze zorgen. Ondanks dat de ouders, vooral de moeder, meewerkend zijn geweest aan hulpverlening, oordeelt het gerecht dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld voor een periode van één jaar. De verzoeken om de minderjarige in Casa Cuna te plaatsen worden afgewezen, omdat dit verwarrend zou zijn voor de minderjarige, die momenteel weer bij zijn ouders woont. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 29 oktober 2019
behorend bij AUA201902687 EJ
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
met betrekking tot de minderjarige:
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba,
en met als belanghebbenden:
[Naam moeder], de moeder,
[Naam vader], de vader,
[Naam gezinsvoogdes], de voorgestelde gezins.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 9 augustus 2019,
  • het verweerschrift, ingediend op 11 oktober 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 15 oktober 2019, in aanwezigheid van de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, [naam medewerker], de ouders in persoon, de vader daarbij bijgestaan door zijn gemachtigde, en de voorgestelde gezinsvoogdes.
  • het aanvullend rapport van de Voogdijraad van 18 oktober 2019;
  • de akte d.d. 22 oktober 2019 van de vader.
1.2
De

2.DE FEITEN

2.1
Uit de relatie tussen de vader en de moeder is op [geboortedatum] de minderjarige geboren. De vader heeft de minderjarige erkend. De vader en de moeder wonen samen en zorgen ook gezamenlijk voor de verzorging en de opvoeding van de minderjarige. De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
Bij beschikking van de Officier van Justitie d.d. 9 juli 2019 is de minderjarige voorlopig toevertrouwd aan de Voogdijraad, waarbij de minderjarige is geplaats in Casa Cuna.
2.3
In de beschikking van 15 oktober 2019 heeft het Gerecht teruggave van de minderjarige aan de ouders bevolen.

3.HET VERZOEK

3.1
Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de periode van één jaar met benoeming van [naam gezinsvoogdes] tot gezinsvoogdes. Tevens wordt de plaatsing van de minderjarige in Casa Cuna verzocht.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:254, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter een kind onder toezicht stellen indien het zodanig opgroeit, dat het met de zedelijke of lichamelijke ondergang wordt bedreigd.
4.2
Het gerecht is, gelet op hetgeen uit het dossier en ter terechtzitting naar voren is gekomen, van oordeel dat genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn en overweegt daartoe als volgt.
4.3
Uit de rapporten van de Voogdijraad volgt naar het oordeel van het Gerecht voldoende dat er problemen zijn in de opvoedsituatie van de minderjarige. Er is sprake (geweest) van ruzies tussen de ouders, waarbij de moeder door de vader werd geslagen. De minderjarige ervaart hierdoor onvoldoende veiligheid bij de ouders en voelde zich verantwoordelijk om zijn moeder emotioneel te steunen. Daarnaast zijn er duidelijke aanwijzingen dat er ook wat betreft de dagelijkse verzorging en opvoeding alsmede de medische verzorging sprake is van verwaarlozing van de minderjarige.
4.4
Momenteel heeft de minderjarige achterstanden op verschillende ontwikkelings-gebieden, zoals op het gebied van taal, spraak, motoriek en op het sociaal-emotionele vlak. De minderjarige heeft littekens en overige tekenen van oud fysiek letsel. Het is niet uitgesloten dat dit is veroorzaakt door de instabiliteit in de gezinssituatie. Uit de rapportage van de psycholoog van Casa Cuna volgt voorts dat de minderjarige tijdens de schoolobservaties teruggetrokken en gespannen gedrag laat zien.
4.5
Deze gevolgtrekkingen uit de rapportages van de Voogdijraad en de psycholoog zijn door de ouders onvoldoende weersproken. Naar het oordeel van het gerecht is daarmee voldaan aan de voorwaarden om de minderjarige onder toezicht te stellen. Of de leefsituatie bij de ouders thuis voldoet aan de eisen die daaraan minimaal kunnen worden gesteld op het gebied van hygiëne en of de verzorging en opvoeding voor het overige voldoende adequaat is (volgens de ouders is dat wel het geval, volgens de Voogdijraad niet) kan daarom onbesproken blijven.
4.6
Gebleken is dat de ouders, en in het bijzonder de moeder, tijdens de voorlopige uithuisplaatsing van de minderjarige zich meewerkend hebben opgesteld jegens de hulpverlenende instanties en bereid waren om mee te kijken naar verbeterpunten in de zorg voor de minderjarige. Naar het oordeel van het gerecht is een ondertoezichtstelling, binnen welk kader de benodigde hulpverlening kan worden gecontinueerd en erop wordt toegezien dat de ouders goede afspraken maken over de minderjarige, daarom aangewezen.
4.7
Ingevolge artikel 1:263, eerste lid, BW kan de rechter de minderjarige doen opnemen in een door hem aan te wijzen inrichting of elders indien dit in het belang van de verzorging en opvoeding noodzakelijk is. Omdat de minderjarige krachtens de beschikking van 15 oktober 2019 van dit Gerecht thans weer bij zijn ouders woont, zal de verzochte uithuisplaatsing blijkens het rapport d.d. 18 oktober 2019 van de Voogdijraad verwarrend zijn voor de minderjarige. Volgens de Voogdijraad heeft de minderjarige ook baat bij een dagbehandeling bij Casa Cuna met de benodigde hulp voor hemzelf en voor zijn ouders. Het gerecht zal het verzoek om plaatsing in Casa Cuna om die reden afwijzen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
stelt [
Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba onder toezicht voor de duur van één jaar ingaande heden,
benoemt [Naam gezinsvoogdes] tot gezinsvoogdes,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 29 oktober 2019 door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, in aanwezigheid van de griffier.