ECLI:NL:OGEAA:2019:720

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
29 oktober 2019
Publicatiedatum
8 november 2019
Zaaknummer
AUA201902663
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad van een minderjarige in het belang van de veiligheid en het welbevinden

Op 29 oktober 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. De zaak betreft de bekrachtiging van een voorlopige toevertrouwing van een minderjarige aan de Voogdijraad. De minderjarige, geboren uit een affectieve relatie tussen de ouders, was op 26 juli 2019 door het Openbaar Ministerie aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwd. De moeder oefent het gezag alleen uit, terwijl de vader de minderjarige heeft erkend.

De procedure begon met een vordering die op 8 augustus 2019 werd ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 15 oktober 2019. Tijdens deze zitting waren de officier van justitie, vertegenwoordigers van de Voogdijraad en de ouders van de minderjarige aanwezig. De feiten wijzen op een problematische thuissituatie, waarbij de moeder positief testte op drugsgebruik en de woning ongeschikt bleek voor de opvoeding van de minderjarige. De Voogdijraad heeft verschillende meldingen ontvangen over de situatie, wat leidde tot de conclusie dat de moeder niet in staat is om haar verantwoordelijkheden als gezagdraagster naar behoren uit te oefenen.

Het gerecht oordeelde dat de gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn en dat het in het belang van de minderjarige is dat de moeder voorlopig uit het gezag wordt geschorst voor een periode van zes maanden. De beschikking verklaart dat de toevertrouwing aan de Voogdijraad van kracht blijft tot 29 april 2020 en is uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gegeven door rechter J.J. Verhoeven in tegenwoordigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking van 29 oktober 2019
behorend bij E.J. nr. AUA201902663
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op vordering van
HET OPENBAAR MINISTERIE,
in Aruba,
vertegenwoordigd door de officier van justitie,
om bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing aan de voogdijraad
van de minderjarige:
[Naam minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in Aruba,
van wie de ouders zijn:
[Naam moeder], de moeder,
wonende in Aruba, en
[Naam vader], de vader,
wonende in Aruba.

1.DE PROCEDURE

1.1
De procedure blijkt uit:
- de vordering ingediend op 8 augustus 2019,
- de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 15 oktober 2019, alwaar zijn verschenen de officier van justitie, [naam officier van justitie], de vertegenwoordigers van de Voogdijraad, [namen medewerkster I en medewerkster II], en de ouders van de minderjarige in persoon.
1.2
De

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige is geboren uit een affectieve relatie tussen de moeder en de vader. De vader heeft de minderjarige erkend.De moeder oefent het gezag over de minderjarige alleen uit.
2.2
Op 26 juli 2019 heeft het openbaar ministerie de aan het gezag van de moeder onttrokken en voorlopig aan de voogdijraad toevertrouwd.

3.DE BEOORDELING

3.1
Op grond van feiten die tot ontzetting of ontheffing van een ouder kunnen leiden, kan het openbaar ministerie, indien het dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht, het kind aan het gezag van de ouder(s) onttrekken en alsdan voorlopig aan de Voogdijraad toevertrouwen. De toevertrouwing vervalt indien het openbaar ministerie niet binnen veertien dagen van de rechter haar bekrachtiging heeft gevorderd.
3.2
De bekrachtiging is tijdig gevorderd, zodat de toevertrouwing nog van kracht is.
3.3
Ingevolge artikel 1:272, lid 3 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan de rechter, indien de bekrachtiging tijdig is gevorderd, hetzij de teruggave van het kind aan zijn ouders bevelen, hetzij een van de beschikkingen geven, bedoeld in artikel 1:271 BW. Artikel 1:271 BW bepaalt dat de rechter, indien hij dat in het belang van het kind noodzakelijk acht, een ouder wiens ontzetting of ontheffing verzocht is, hangende het onderzoek geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over een of meer van zijn kinderen kan schorsen. Ingevolge het vierde lid vertrouwt de rechter het kind voorlopig toe aan de voogdijraad, indien de schorsing beide ouders betreft of een ouder die het gezag alleen uitoefent.
3.4
Uit voornoemde bepalingen vloeit voort dat de voorlopige maatregel slechts kan worden genomen indien zich een situatie voordoet die het noodzakelijk maakt dat er met spoed wordt ingegrepen in het ouderlijk gezag. Ter beoordeling ligt dan voor de vraag of in dit geval sprake is van feiten die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden, en die het noodzakelijk maken dat zij voorlopig geheel of gedeeltelijk in de uitoefening van het gezag over haar kind wordt geschorst.
3.5
Voor zover hier van belang bepaalt artikel 1:269 BW dat de rechter, indien hij het in het belang van het kind noodzakelijk oordeelt, een ouder van het ouderlijk gezag kan ontzetten, om reden van misbruik van gezag of grove verwaarlozing van de verzorging of opvoeding van een of meer kinderen, dan wel slecht levensgedrag. Ingevolge artikel 1:266 BW kan de rechter, mits het belang van het kind zich daar niet tegen verzet, een ouder van het gezag over een of meer van zijn kinderen ontheffen, om reden dat deze ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen.
3.6
Uit het rapport van de Voogdijraad van 2 augustus 2019 is gebleken dat de Voogdijraad in de afgelopen weken verschillende meldingen van verschillende instanties binnen heeft gekregen met betrekking tot de thuissituatie van de minderjarige. Gebleken is dat de Das die recentelijk bij de moeder een huisbezoek heeft gedaan, geconstateerd heeft dat de woning niet adequaat is om de minderjarige op te voeden. De woning is niet alleen onhygiënisch, maar deze is bovendien niet altijd voorzien van water en elektra. Deze situatie is volgens de Voogdijraad ook door Bureau Slachtoffer beaamd.
Uit het rapport is verder naar voren gekomen dat de moeder positief is getest op het gebruik van cocaïne en marihuana, dat de minderjarige om die reden aan drugs wordt blootgesteld, nu de moeder hem onder invloed van drugs borstvoeding geeft en dat er nog twee andere verslaafden in het huis wonen. De Voogdijraad heeft geconcludeerd dat de moeder als gezagdraagster niet in staat is om haar verantwoordelijkheid ten aanzien van de minderjarige naar behoren uit te oefenen, waardoor er sprake is van bedreiging van de veiligheid en het welbevinden van de minderjarige.
3.7
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting is het gerecht van oordeel dat de door de wet aangegeven gronden voor de voorlopige maatregel aannemelijk zijn geworden en dat het in het belang van de is dat de moedervoorlopig, geheel in de uitoefening van het gezag over hemwordt geschorst voor de duur van zes (6) maanden.
3.8
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
schorst de moeder uit het gezag welke heeft over de minderjarige:
[Naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] in Aruba,
vertrouwt de voorlopig toe aan de voogdijraad,
bepaalt dat deze toevertrouwing van kracht zal blijven tot 29 april 2019,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven op 29 oktober 2019 door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, in tegenwoordigheid van de griffier.