ECLI:NL:OGEAA:2019:680

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 oktober 2019
Publicatiedatum
25 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201901312
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging erkenning van de minderjarige en verzoek om gezag en omgangsregeling

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 15 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot vernietiging van de erkenning van een minderjarige door de juridische vader. De verzoeker, de biologische vader van de minderjarige, heeft aangevoerd dat de moeder misbruik heeft gemaakt van haar bevoegdheid om toestemming te verlenen voor de erkenning, door deze toestemming te geven aan haar huidige echtgenoot. De juridische vader heeft de minderjarige erkend, maar de biologische vader stelt dat hij de echte vader is en dat de erkenning door de juridische vader vernietigd moet worden.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 18 april 2019 werd ingediend, gevolgd door een advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand en een mondelinge behandeling op 20 augustus 2019. Tijdens de zitting gaven de moeder en de juridische vader aan in te stemmen met het verzoek van de biologische vader tot vernietiging van de erkenning. Het gerecht heeft vastgesteld dat de biologische vader inderdaad de vader is van de minderjarige, zoals blijkt uit een rapport van I.L. Laboratorio Familiar N.V.

Het gerecht heeft de erkenning door de juridische vader vernietigd, maar het verzoek van de biologische vader om vervangende toestemming voor erkenning werd afgewezen, omdat de moeder heeft aangegeven dat zij bereid is om hem toestemming te geven. Ook het verzoek om gezamenlijk gezag werd afgewezen, omdat de biologische vader niet de tot het gezag bevoegde vader is zolang hij de minderjarige niet heeft erkend. Tot slot heeft het gerecht geen omgangsregeling vastgesteld, omdat partijen in staat zijn om onderling afspraken te maken over het omgangsrecht.

Uitspraak

Beschikking van 15 oktober 2019
behorend bij EJ nr. AUA201901312.
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Naam Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. de Sousa Croes,
tegen
[Naam Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
in persoon.
Belanghebbenden:
[Naam minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba, de minderjarige,
[Naam juridische vader], de juridische vader.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 18 april 2019;
  • het advies van de ambtenaar van de burgerlijke stand, ingediend op 16 augustus 2019;
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 20 augustus 2019, waar zijn verschenen de man in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde, de moeder in persoon, de juridische vader in persoon, de ambtenaar van de Burgerlijke Stand bij mevrouw [naam medewerkster], de raadsonderzoeker en jurist van de Voogdijraad, mevrouw [naam raadsonderzoeker en naam jurist].
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De minderjarige voornoemd is uit de moeder geboren en op [datum] met toestemming van de moeder, door [naam juridische vader] erkend.
2.2
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.HET VERZOEK

Het verzoek van de man strekt tot vernietiging van de erkenning van de minderjarige door de juridische vader gevolgd door het verlenen aan de man van vervangende toestemming om de minderjarige te erkennen. Tevens heeft hij verzocht om samen met de moeder te worden belast met het gezag over de minderjarige en om een omgangsregeling tussen hem en de minderjarige vast te stellen.
Aan zijn verzoek heeft de man ten grondslag gelegd dat hij de biologische vader van de minderjarige is en dat de moeder heeft geweigerd hem toestemming te verlenen zijn kind te erkennen, terwijl zij daarna aan haar toenmalige vriend, thans echtgenoot, toestemming heeft gegeven de minderjarige te erkennen. Zodoende heeft de moeder misbruik gemaakt van haar bevoegdheid om al dan niet toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen, en de belangen van de man geschaad.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:205 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning, op de grond dat de erkenner niet de biologische vader van het kind is, bij dit gerecht worden ingediend door het kind zelf, door de erkenner, de moeder of het openbaar ministerie.
Ingevolge deze bepaling kan de verwekker een dergelijk verzoek niet indienen. Uit de jurisprudentie [1] volgt dat een verwekker die vervangende toestemming tot erkenning heeft kunnen vragen maar dat heeft nagelaten, de met toestemming van de moeder gedane erkenning van het kind kan aantasten met een beroep op misbruik van bevoegdheid, indien de door de moeder aan een andere man gegeven toestemming tot erkenning is gegeven met slechts het oogmerk de belangen van de verwekker te schaden (de ‘strikte maatstaf’). Indien echter de verwekker niet of niet tijdig om vervangende toestemming heeft kunnen vragen, dient een minder strikte maatstaf gehanteerd te worden, te weten: of de moeder, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen de belangen van de verwekker bij erkenning en de daartegenover staande belangen van de moeder - telkens in verband met de belangen van het kind -, in redelijkheid tot het verlenen van toestemming aan de andere man heeft kunnen komen (de ‘minder strikte maatstaf’).
4.2
Uit het rapport van I.L. Laboratorio Familiar N.V. van 26 september 2018, blijkt dat de man de biologische vader is van de minderjarige. Dit betekent dat de juridische vader niet de biologische vader is van de minderjarige.
4.3
De moeder en de juridische vader hebben ter zitting ingestemd met het verzoek van de man tot vernietiging van de erkenning door de juridische vader.
4.4
Gelet hierop zal het gerecht de erkenning van de minderjarige door de heer Bryan vernietigen.
Vervangende toestemming tot erkenning
4.5
Wat betreft het verzoek van de man om vervangende toestemming van het gerecht om de minderjarige te erkennen, overweegt het gerecht dat deze toestemming slechts kan worden verleend in het geval de toestemming door de moeder ontbreekt. De moeder heeft ter zitting te kennen gegeven dat zij in het belang van de minderjarige aan de man toestemming zal verlenen om de minderjarige te erkennen. Gelet hierop is er geen grond (meer) voor het verlenen van de verzochte vervangende toestemming.
Omgang
4.6
Ter zitting hebben partijen te kennen gegeven dat zij goed contact met elkaar hebben, dat de moeder geen bezwaren heeft tegen omgang tussen de man en de minderjarige, en dat er ook daadwerkelijk contact is tussen de man en de minderjarige. Nu partijen in staat zijn om in onderling overleg tot goede afspraken te komen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het omgangsrecht van de man en de minderjarige, ziet het gerecht geen aanleiding om een omgangsregeling vast te stellen.
Gezag
4.7
De man is wat betreft zijn verzoek om na de erkenning gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige, niet-ontvankelijk, nu hij, zolang hij de minderjarige niet heeft erkend, niet de tot het gezag bevoegde vader is.
4.8
Wat betreft het verzoek om de beschikking - voor zover mogelijk - uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, overweegt het gerecht dat onderhavige beschikking zich, gelet op het bepaalde in artikelen 1:20, lid 1 aanhef en onder sub a in samenhang met artikel 1:20e, lid 1 en 1:206, lid 1, BW naar haar aard niet leent voor uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
vernietigtde erkenning gedaan door [naam juridische vader], geboren op [geboortedatum] in Aruba, van de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 in Aruba, uit de moeder [naam verweerster],
bepaaltdat de griffier niet eerder dan 26 november 2019 een afschrift van deze beschikking aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zendt,
verklaartde man niet-ontvankelijk in zijn verzoek om gezamenlijk met de moeder belast te worden met het gezag over de minderjarige,
wijst afhet meer of anders verzochte.
Aldus gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 15 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 november 2004, ECLI:NL:HR:2004:AQ7386; Hoge Raad 6 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3244)