Op 15 oktober 2019 heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba uitspraak gedaan in een civiele zaak betreffende de wijziging van het gezag en de omgangsregeling van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.L. Griffith, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over zijn dochter, die geboren is uit de relatie met de moeder. De moeder, die het gezag momenteel alleen uitoefent, heeft zich verzet tegen dit verzoek en stelde dat er geen noodzaak is voor gezamenlijk gezag, omdat zij en de vader goed contact hebben en al samen beslissingen nemen over de minderjarige. De vader heeft echter aangevoerd dat hij vanaf de geboorte betrokken is bij het leven van de minderjarige en dat hij een hechte band met haar heeft. Hij heeft ook aangegeven dat de moeder recentelijk eenzijdig heeft besloten dat de minderjarige niet meer bij hem mag overnachten, wat zijn verzoek tot wijziging van het gezag heeft aangewakkerd.
Tijdens de zitting op 20 augustus 2019 is de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de vader, de moeder en een raadsonderzoeker aanwezig waren. De Voogdijraad heeft aangegeven dat een onderzoek niet nodig is, omdat partijen feitelijk al gezamenlijk het gezag uitoefenen. Het gerecht heeft vastgesteld dat er geen onaanvaardbaar risico bestaat dat de minderjarige klem of verloren raakt tussen de ouders, en dat beide ouders geschikt zijn om de minderjarige te verzorgen en op te voeden. Het gerecht heeft daarom besloten om het verzoek van de vader toe te wijzen en hem gezamenlijk met de moeder het gezag over de minderjarige toe te kennen.
Daarnaast heeft het gerecht een omgangsregeling vastgesteld, waarbij de vader de minderjarige op school ophaalt en bij de moeder thuis afzet, met specifieke afspraken voor belangrijke dagen zoals Moederdag en de verjaardagen van de ouders. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen. Deze beschikking is gegeven door rechter mr. N.K. Engelbrecht.