ECLI:NL:OGEAA:2019:661

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
9 oktober 2019
Publicatiedatum
18 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201802788
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van onroerend goed tussen gezamenlijke eigenaren met betrekking tot een vordering uit een verstekvonnis

In deze zaak, die werd behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, vorderde eiser, vertegenwoordigd door mr. G. de Hoogd, de verdeling van een woning die gezamenlijk eigendom was van gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. Eiser had een vordering op [gedaagde 1] uit een verstekvonnis van de rechtbank Rotterdam, waarin [gedaagde 1] was veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 15.649,95. Eiser stelde dat gedaagden de executie van dit vonnis frustreerden en dat hij geen andere verhaalsobjecten had. Gedaagden, vertegenwoordigd door mr. A. de Bie, voerden verweer en stelden dat [gedaagde 2] niet aansprakelijk was voor de schuld en dat de waarde van de woning hoger was dan de vordering van eiser, waardoor de verdeling niet noodzakelijk was.

De rechter oordeelde dat eiser recht had op de gevorderde verdeling, aangezien [gedaagde 1] geen andere vermogensbestanddelen had om aan de vordering te voldoen. De rechter verwierp het verweer van gedaagden en oordeelde dat de verdeling van de woning noodzakelijk was voor het verhaal van de vordering. De rechter gelastte de verdeling van de woning en benoemde een notaris en een onzijdig persoon om de verdeling te begeleiden. Tevens werd [gedaagde 1] veroordeeld in de kosten van de procedure. Het vonnis werd uitgesproken op 9 oktober 2019 en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Vonnis van 9 oktober 2019
Behorend bij AUA201802788
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[EISER],
wonende in Nederland,
EISER,
hierna ook te noemen: [eiser],
gemachtigde: de advocaat mr. G. de Hoogd,
tegen:

1.[GEDAAGDE 1],

wonende te Aruba,
2.[GEDAAGDE 2],
wonende te Nederland,
GEDAAGDEN, hierna gezamenlijk te noemen: [gedaagden] en afzonderlijk: [gedaagde 1] respectievelijk [gedaagde 2],
gemachtigde: mr. A. de Bie.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het bij de griffie op 6 september 2018 binnengekomen verzoekschrift;
- de conclusie van antwoord d.d. 27 maart 2019;
- de conclusie van repliek d.d. 22 mei 2019;
- de conclusie van dupliek d.d. 28 augustus 2019.
1.2
De datum voor het vonnis is bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Bij verstekvonnis d.d. 22 maart 2006 van de rechtbank Rotterdam is [gedaagde 1] veroordeeld tot betaling aan [eiser] van het bedrag van EUR 15.649,95, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 17 oktober 2005 en te vermeerderen met de proceskosten.
2.2
Bij in verzet gewezen vonnis d.d. 23 mei 2012 van de rechtbank Rotterdam is [gedaagde 1] niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzet, omdat dit te laat was ingesteld. [Gedaagde 1] is daarbij veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure.
2.3 [
Gedaagde 1] heeft niet (volledig) voldaan aan de tegen hem uitgesproken veroordeling.
2.4 [
Gedaagden] zijn gezamenlijk eigenaar van het woonhuis gelegen aan het adres [adres] te Aruba, kadastraal bekend als Land Aruba, Eerste Afdeling, Sectie [kadastrale gegevens] (hierna: de woning).
2.5
In opdracht van de gemachtigde van [eiser] heeft ir. [naam deskundige] van bouwkundig ingenieursbureau [naam] een taxatierapport d.d. 4 oktober 2014 opgesteld betreffende de woning (inleidend verzoekschrift, prod. 8). In het taxatierapport is de vrije marktwaarde van de woning bepaald op Afl. 310.000,= en de executiewaarde op Afl. 248.000,=.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
Eiser] vordert dat het gerecht bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
- op grond van het bepaalde in artikel 3:180 BW de wijze van verdeling gelast van de woning;
- [ Eiser] machtigt om de woning te gelde te maken;
- voor het geval dat een of beide gedaagden niet medewerken aan een verdeling, nadat deze is bevolen, voor ieder van hen een onzijdig persoon te benoemen die hen bij de verdeling vertegenwoordigt;
subsidiair:
- om enige andere beslissing te nemen die het gerecht vermeent te behoren;
met primair en subsidiair hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de kosten van de procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 14 dagen na dagtekening van het vonnis, tot de dag van betaling.
3.2
Aan haar vordering legt [eiser] het volgende ten grondslag. [Gedaagde 1] laat de vordering van [eiser] onbetaald. Minnelijke pogingen om betaling te verkrijgen zijn op niets uitgelopen en [gedaagden] doen er integendeel alles aan om de executie van het vonnis te frustreren. Aan [eiser] zijn naast de woning geen andere verhaalsobjecten bekend.
3.3 [
Gedaagden] voeren hiertegen verweer en stellen daartoe het volgende.
- [ Gedaagde 2] is niet aansprakelijk voor de schuld zodat een hoofdelijke kostenveroordeling moet worden afgewezen.
- Op grond van artikel 3:180 BW kan verdeling worden gevorderd, voor zover die verdeling nodig is voor het verhaal van de vordering. In onderhavig geval heeft de te verdelen woning een veel grotere waarde dan de vordering van [gedaagde 1]; voor een dergelijk geval is artikel 3:180 BW niet bedoeld.
- Het belang van [eiser] bij een verdeling van de woning weegt minder zwaar dan het belang van [gedaagde 1] bij het voortgezet gebruik van de woning. Daarbij moet in acht worden genomen dat [eiser] al acht jaar wacht met executie en dat hij al die jaren niets heeft ondernomen om het vonnis te executeren.
- Op grond van artikel 178 lid 3 BW verzoeken [gedaagden] uitstel van de verdeling.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
Gedaagde 1] heeft niet betwist dat [eiser] uit hoofde van het verstekvonnis een vordering op hem heeft van EUR 36.605,81. Het gerecht neemt dit dan ook als vaststaand aan. Of het verstekvonnis op juiste gronden is gewezen (volgens [gedaagde 1] is dat niet het geval) behoeft geen bespreking, nu tussen partijen vast staat dat dit vonnis tussen partijen gezag van gewijsde heeft.
4.2 [
Gedaagde 1] heeft voorts niet betwist dat hij verder geen vermogensbestanddelen heeft, waaruit de vordering van [eiser] kan worden voldaan. Het gerecht neemt daarom ook dit als vaststaand aan. Daaruit volgt dat [eiser] in beginsel belang heeft bij de door hem gevorderde verdeling van de gemeenschappelijke woning.
4.3
Het verweer dat artikel 3:180 lid 1 BW niet bedoeld is voor de gevallen dat de waarde van het te verdelen goed aanzienlijk hoger is dan het bedrag van de vordering van de crediteur, wordt verworpen. De bepaling dat geen verdere verdeling kan worden gevorderd dan nodig is voor het verhaal van de vordering, brengt niet mee dat geen verdeling kan worden gevorderd van een beperkte gemeenschap die bestaat uit één zaak waarvan de waarde aanzienlijk hoger is dan het bedrag van de vordering. Nu [gedaagde 1] geen andere vermogensbestanddelen heeft, is de verdeling immers noodzakelijk voor het verhaal van de vordering.
4.4.
Door [gedaagden] zijn geen feiten en omstandigheden gesteld die (indien deze komen vast te staan) leiden tot het oordeel dat hun belang bij het onverdeeld houden van de gemeenschap groter is dan het belang van [eiser] bij de vaststelling van een verdeling. De omstandigheid dat [eiser] sedert 2012 geen executiemaatregelen heeft genomen rechtvaardigt in ieder geval niet het oordeel dat [eiser] thans geen belang zou hebben bij de betaling van zijn vordering. Het voorgaande brengt mee dat ook het beroep van [gedaagden] op artikel 178 lid 3 BW wordt verworpen.
4.5
De slotsom van het voorgaande is dat alle verweren worden verworpen. De vordering tot het gelasten van de verdeling zal hierna dan ook worden toegewezen. Gezien het bepaalde in artikel 677 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering zal het gerecht bevelen dat de verdeling dient plaats te vinden ten overstaan van een notaris. Het gerecht zal daartoe notaris mr. [naam notaris] daartoe benoemen. Nu ook de benoeming van een onzijdig persoon is gevorderd, zal het gerecht tot benoeming daarvan overgaan zoals hierna in het dictum vermeld. De verdeling kan op grond van artikel 3:180 lid 2 BW slechts met medewerking van [eiser] tot stand worden gebracht.
4.6
Het gerecht begrijpt echter dat [eiser] met zijn vordering dat het gerecht
de wijze vanverdeling gelast en hem machtigt om de woning te gelde te maken, niet alleen vordert dat het gerecht de verdeling gelast maar ook de wijze van verdeling vaststelt. In beginsel verdient het de voorkeur dat [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zelf (met medewerking van [eiser]) de verdeling vaststellen. Gezien de belangen van [eiser] bij een spoedige totstandkoming van de verdeling en gezien het feit dat de verdeling slechts één zaak betreft, zal het gerecht hierna tevens de wijze van verdeling vaststellen voor het geval partijen er binnen zes maanden na het wijzen van dit vonnis niet in zijn geslaagd om tot een verdeling te komen. Een verdeling van de overwaarde van de woning (de verkoopopbrengst verminderd met de vorderingen die met voorrang ten laste van [gedaagde 1] en [gedaagde 2] gezamenlijk uit de opbrengst van de woning moeten worden voldaan en tevens verminderd met verkoopkosten en overige kosten in verband met de verdeling) komt het gerecht als de meest voor de hand liggende wijze van verdeling voor. Daartoe zal allereerst moeten worden getracht de woning onderhands te verkopen voor een bedrag dat niet lager is dan Afl. 248.000,00 (de executiewaarde van de woning in onbewoonde staat). Indien na een termijn van zes maanden de woning niet onderhands is verkocht, dan zal de woning via een notariële veiling in het openbaar kunnen worden.
4.7 [
Gedaagde 1] zal als de in het ongelijk gestelde en voor de schuld aansprakelijke partij in de kosten van de procedure aan de zijde van [eiser] worden veroordeeld, die worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 651,90 aan explootkosten en op Afl. 2.500,00 aan salaris van gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals gevorderd.

5.DE UITSPRAAK

De rechter in dit gerecht:
5.1
gelast de verdeling van de gezamenlijk aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2] toebehorende woning [adres] te Aruba, kadastraal bekend als Land Aruba, Eerste Afdeling, Sectie [kadastrale nummers];
5.2
benoemt tot notaris ten overstaan van wie de verdeling behoort te worden tot stand gebracht, notaris mr. [naam notaris];
5.3
benoemt tot onzijdig persoon om die persoon te vertegenwoordigen die mocht weigeren of nalaten aan de verdeling mee te werken: gerechtsdeurwaarder [naam deurwaarder];
5.4
bepaalt als wijze van verdeling - voor zover partijen er niet binnen zes maanden na het wijzen van dit vonnis in zijn geslaagd om omtrent de wijze van verdeling overeenstemming te bereiken - de verdeling van de overwaarde van de woning nadat deze onderhands is verkocht voor een bedrag dat niet lager is dan Afl. 248.000,00 dan wel, indien onderhandse verkoop na een periode van zes maanden niet is gelukt, nadat deze via een notariële veiling openbaar zal zijn verkocht;
5.5
veroordeelt [gedaagde 1] in de kosten van de procedure, die aan de zijde van [eiser] worden begroot op Afl. 450,00 aan griffierecht, op Afl. 651,90 aan explootkosten en op Afl. 2.500,00 aan salaris van gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van 14 dagen na dagtekening van het vonnis, tot de dag van betaling;
5.6
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 oktober 2019 in aanwezigheid van de griffier.