In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 27 augustus 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die op 30 mei 2016 was vastgesteld op Afl. 500,- per kind per maand. De vader stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet langer in staat was om dit bedrag te betalen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.L. Emerencia, betwistte de claims van de vader en stelde dat zij ook financiële verplichtingen had.
De procedure begon met een verzoekschrift van de vader, ingediend op 27 februari 2019, gevolgd door stukken van beide partijen en een mondelinge behandeling op 4 juni 2019. Tijdens deze zitting werd de financiële situatie van beide ouders besproken, waarbij de vader zijn inkomsten en uitgaven uiteenzette, evenals de moeder die haar salarisstroken overhandigde. Het gerecht beoordeelde of de vader voldoende aannemelijk had gemaakt dat de alimentatiebeschikking niet langer aan de wettelijke maatstaven voldeed.
Het gerecht concludeerde dat de vader onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claim van gewijzigde omstandigheden en dat hij in staat was om de eerder vastgestelde alimentatie te blijven betalen. Het verzoek van de vader werd afgewezen, en het gerecht besloot dat de kosten van de procedure door elke partij zelf gedragen moesten worden. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter mr. M. Soffers.