ECLI:NL:OGEAA:2019:646

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
27 augustus 2019
Publicatiedatum
14 oktober 2019
Zaaknummer
AUA201900619
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging kinderalimentatie in de alimentatiezaak tussen ouders van minderjarigen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, is op 27 augustus 2019 een beschikking gegeven in een alimentatiezaak tussen de vader en de moeder van twee minderjarige kinderen. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. Kock, verzocht om wijziging van de eerder vastgestelde kinderalimentatie, die op 30 mei 2016 was vastgesteld op Afl. 500,- per kind per maand. De vader stelde dat zijn financiële situatie was veranderd en dat hij niet langer in staat was om dit bedrag te betalen. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.L. Emerencia, betwistte de claims van de vader en stelde dat zij ook financiële verplichtingen had.

De procedure begon met een verzoekschrift van de vader, ingediend op 27 februari 2019, gevolgd door stukken van beide partijen en een mondelinge behandeling op 4 juni 2019. Tijdens deze zitting werd de financiële situatie van beide ouders besproken, waarbij de vader zijn inkomsten en uitgaven uiteenzette, evenals de moeder die haar salarisstroken overhandigde. Het gerecht beoordeelde of de vader voldoende aannemelijk had gemaakt dat de alimentatiebeschikking niet langer aan de wettelijke maatstaven voldeed.

Het gerecht concludeerde dat de vader onvoldoende bewijs had geleverd voor zijn claim van gewijzigde omstandigheden en dat hij in staat was om de eerder vastgestelde alimentatie te blijven betalen. Het verzoek van de vader werd afgewezen, en het gerecht besloot dat de kosten van de procedure door elke partij zelf gedragen moesten worden. De beschikking werd openbaar uitgesproken door rechter mr. M. Soffers.

Uitspraak

Beschikking van 27 augustus 2019
behorend bij EJ nr. AUA201900619
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
[VERZOEKER],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna te noemen: de vader,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
en
[VERWEERSTER],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. D.L. Emerencia.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 27 februari 2019;
  • de stukken zijdens de vader, ingediend op 2 mei 2019;
  • het verweerschrift zijdens de moeder, ingediend op 3 juni 2019;
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 4 juni 2019, in aanwezigheid van de vader in persoon en zijn gemachtigde mr. E.M.J. Cafarzuza occuperende voor mr. D.G. Kock en de moeder in persoon en haar gemachtigde.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
Uit het huwelijk tussen de vader en de moeder zijn geboren de thans nog minderjarigen [naam minderjarige 1] geboren op [geboortedatum] 2008 in Aruba en [naam minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] 2012 in Aruba.
2.2
Bij beschikking van dit gerecht van 30 mei 2016 (behorend bij EJ nr. 368 van 2016), is bepaald dat de vader met Afl. 500,- per kind per maand dient bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.

3.DE BEOORDELING

3.1
Het verzoek strekt tot wijziging van bovengenoemde beschikking van 30 mei 2016 in die zin dat het door de vader te betalen bedrag aan kinderalimentatie zal worden verlaagd tot Afl. 250,- per kind per maand. Daartoe wordt aangevoerd dat partijen naar rato van hun inkomen in de kosten van de minderjarigen dienen bij te dragen. Vader stelt dat moeder als serveerster naast haar salaris een aanzienlijk bedrag aan tips krijgt. De moeder heeft ook huurinkomsten uit de echtelijke woning. Vader stelt dat hij na aftrek van de basale kosten geen financiële ruimte heeft voor een nieuwe auto noch voor leuke dingen zoals bijvoorbeeld vakanties.
3.2
Moeder heeft voor haar inkomen verwezen naar de overgelegde salarisstroken. Zij betwist dat zij daarnaast nog een aanzienlijk bedrag aan tips ontvangt. Voorts betwist moeder dat zij huurinkomsten geniet.
3.3
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:401 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BW). Ingevolge die bepaling kan een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud, bij latere uitspraak worden gewijzigd of ingetrokken, indien zij nadien door wijziging van omstandigheden ophoudt aan de wettelijke maatstaven te voldoen of indien zij van de aanvang af niet aan de wettelijke maatstaven heeft beantwoord, doordat bij die uitspraak van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.4
Bij de beoordeling stelt het gerecht voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht.
3.5
Het gerecht dient allereerst te beoordelen of de vader voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de alimentatiebeschikking niet langer aan de wettelijke maatstaven voldoet vanwege gewijzigde omstandigheden. De aard van de alimentatiebeschikking op de voet van art. 1:401 lid 1 brengt mee dat de rechter, wanneer hij heeft vastgesteld dat een rechterlijke uitspraak betreffende levensonderhoud door een wijziging van omstandigheden heeft opgehouden aan de wettelijke maatstaven te voldoen, geheel vrij is om met inachtneming van alle ten tijde van zijn beslissing bestaande relevante omstandigheden en zonder door de aldus achterhaalde uitspraak in zijn vrijheid te worden beperkt, die uitspraak te wijzigen dan wel in te trekken (vgl. HR d.d. 4 februari 2000; ECLI:NL:HR:2000:AA4724).
3.6
Het gerecht zal derhalve de kosten van verzorging van de minderjarigen en de draagkracht van partijen aan de hand van de overgelegde stukken opnieuw beoordelen.
3.7
Kosten van verzorging en opvoeding
3.7.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van partijen gemiddeld Afl. 450,- per maand bedraagt. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige in de leeftijd als die van partijen rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 450,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
3.7.2
Het gerecht zal rekening houden met de posten “zwemles” ad Afl. 80,- per maand, “muziekschool” Afl. 35,- per maand en “transportkosten” Afl. 62,50 per maand voor [naam minderjarige 2] en de posten “zwemles” Afl. 175,- per maand en “transportkosten” Afl. 62,50 per maand voor [naam minderjarige 1], nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
3.7.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarigen worden vastgesteld op Afl. 627.50 voor [naam minderjarige 2] en Afl. 687,50 voor [naam minderjarige 1] per maand, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
3.8
De draagkracht van de moeder
3.8.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 3.266,67. Dat moeder overige inkomsten heeft, is het gerecht niet gebleken.
Wat betreft de lasten, houdt het gerecht rekening met het forfaitair bedrag van Afl. 1.400,- voor het eigen levensonderhoud, de aflossing van de hypotheeklening ad Afl. 1.266,-, “payback aan [verzoeker]” ad Afl. 200,- en Crown lening ad Afl. 400,-. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
3.8.2
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.266,-.
3.8.3
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder geen draagkracht heeft (Afl. 3.266,67 - Afl. 3.266,-,- = Afl. 0,67), waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen kan voldoen.
3.9
De draagkracht van de vader
3.9.1
De vader heeft slechts drie loonstroken overgelegd. Het gerecht maakt uit deze loonstroken op dat de vader een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 5.129,- (inclusief vakantiegeld, prestatiebonus, autokostenvergoeding van Afl. 150,-, telefoonkostenvergoeding van Afl. 100,- en Afl. representatievergoeding van Afl. 100,-).
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “huur” ad Afl. 850,-, “lening Crown” ad Afl. 200,-, “lening Island Finance” ad Afl. 225,-. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de vader geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
3.9.2
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.675,-.
3.9.3
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 5129,-- Afl. 2.675,- =) Afl. 2.454,- waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
3.1
Gelet op het bovenstaande is het gerecht van oordeel dat de vader onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij onvoldoende draagkracht heeft om het bedrag van Afl. 500,- per kind per maand te blijven voldoen. Het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen.
3.11
Het gerecht ziet in de aard van het verzoek en de relatie van partijen aanleiding om de kosten te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.

4.DE BESLISSING

Het gerecht:
wijst het verzoek af,
compenseert de kosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Aldus gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 27 augustus 2019 in aanwezigheid van de griffier.