ECLI:NL:OGEAA:2019:585

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
AUA201900358
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arbeidsvoorwaarden en gelijkheidsbeginsel in geschil tussen werknemer en werkgever

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijk geschil tussen een verzoekster en haar werkgever, de Stichting voor Verstandelijk Gehandicapten Aruba (SVGA). De verzoekster, die sinds 1 maart 2010 in dienst is bij SVGA als groepsassistente, verzoekt om een hogere inschaling in schaal 5 in plaats van de huidige schaal 3. De verzoekster stelt dat SVGA in strijd handelt met het beginsel van goed werkgeverschap en het gelijkheidsbeginsel, omdat zij voor gelijkwaardige werkzaamheden niet gelijk wordt beloond in vergelijking met haar collega's.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 6 februari 2019 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 16 april 2019 en een mondelinge behandeling op 18 juni 2019. De verzoekster heeft aangevoerd dat zij bij haar vorige werkgever, de stichting Cas pa Hubentud, in schaal 5 was ingeschaald en dat SVGA haar onterecht lager heeft ingeschaald. SVGA heeft het verzoek betwist en stelt dat er geen sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, omdat alle medewerkers op hetzelfde niveau instappen en dat de verschillen in beloning te maken hebben met de duur van het dienstverband en ervaring.

Het Gerecht heeft geoordeeld dat de verzoekster vrijwillig de arbeidsvoorwaarden van SVGA heeft aanvaard bij de ondertekening van haar arbeidsovereenkomst. De brief van de Minister van Sociale Zaken en Infrastructuur, die betrekking heeft op de stichting Cas pa Hubentud, heeft geen gevolgen voor het dienstverband van de verzoekster bij SVGA. Het Gerecht heeft geconcludeerd dat er geen schending van het gelijkheidsbeginsel is aangetoond en heeft het verzoek van de verzoekster afgewezen. Tevens is de verzoekster veroordeeld in de proceskosten van SVGA, die zijn begroot op Afl. 2.500, -- aan salaris van de gemachtigde.

Uitspraak

Beschikking van 10 september 2019
Behorend bij AUA201900358
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[Verzoekster],
wonende in Aruba,
verzoekster,
hierna ook te noemen: [verzoekster],
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. Kock,
tegen:
de stichting
STICHTING VOOR VERSTANDELIJK GEHANDICAPTEN ARUBA,
gevestigd te Aruba,
verweerster, hierna ook te noemen: SVGA,
gemachtigde: de advocaat mr. J.M.R.F. Scheper.
1. DE PROCEDURE
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 6 februari 2019;
- het verweerschrift, overgelegd op de rolzitting van 16 april 2019;
- de mondelinge behandeling op 18 juni 2019.
1.2 Aan partijen is medegedeeld dat vandaag beschikking wordt gegeven.
2. DE VASTSTAANDE FEITEN
2.1 SVGA is een door de overheid gesubsidieerde instelling die speciaal onderwijs, logopedie en beroepsonderwijs therapieën aanbiedt aan verstandelijk gehandicapte kinderen en volwassenen.
2.2 [verzoekster] is op 1 maart 2010 als groepsassistente in loondienst getreden van SVGA. [verzoekster] werd bij aanvang van haar dienstverband ingeschaald in schaal 3 met dienstjaar 1.
2.3 Sinds haar indiensttreding is zij werkzaam bij Cas Sjabururi. De doelstelling van Cas Sjabururi is: het geven van pedagogische en verzorgende begeleiding ter bevordering of handhaving van de zelfstandigheid van de bewoners.
2.4 Voordat [verzoekster] bij SVGA in dienst is getreden, was zij als groepsleidster werkzaam bij de stichting Cas pa Hubentud, waar zij, nadat de overheid daartoe subsidie heeft verleend, werd ingeschaald in schaal 5. Dit dienstverband is in het jaar 2005 tot een einde gekomen.
2.5 Bij brief van 12 april 2018 heeft de gemachtigde van [verzoekster] SVGA aangeschreven ter zake de inschaling van [verzoekster].
2.6 SVGA heeft bij brief van 20 april 2018 op het schrijven van [verzoekster] gereageerd.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoekster] verzoekt dat het gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:
a. SVGA veroordeelt om [verzoekster] per 1 maart 2010 in te schalen in schaal 5 en per 1 maart 2015 in schaal 6;
b. SVGA veroordeelt om het verschil in bezoldiging (en bijbehorende emolumenten) in vergelijking met hetgeen SVGA aan [verzoekster] over de periode vanaf 1 maart 2010 heeft uitbetaald, alsnog te betalen en te blijven betalen;
c. SVGA veroordeelt in de proceskosten.
3.2 [
verzoekster] grondt het verzoek erop – naar het gerecht begrijpt - dat SVGA in strijd handelt met het beginsel van goed werkgeverschap, nu SVGA haar lager heeft ingeschaald dan voorheen, toen zij werkzaam was bij de stichting Cas pa Hubentud. Verder heeft [verzoekster] gesteld dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel, nu zij niet gelijk wordt beloond voor de werkzaamheden die zij gelijk aan haar collega’s verricht. [verzoekster] stelt zich op het standpunt dat zij in ieder geval ingeschaald had dienen te worden in schaal 5 in plaats van schaal 3.
3.3
SVGA voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [verzoekster] in de proceskosten
.
4. DE BEOORDELING
4.1
Ter beantwoording ligt voor de vraag of [verzoekster] voor haar werkzaamheden had moeten worden ingedeeld in schaal 5 in plaats van schaal 3. [verzoekster] stelt dat dat wel het geval is, terwijl SVGA dit betwist.
4.2
Ter onderbouwing van haar standpunt heeft [verzoekster] een brief van de Minister van Sociale Zaken en Infrastructuur (de Minister), gericht aan het bestuur van Cas pa Hubentud, van 22 december 2004 in de procedure gebracht. Uit die brief blijkt dat de ministerraad destijds besloten heeft om de salarissubsidie ten behoeve van [verzoekster] die werkzaam was als groepsleidster bij Cas pa Hubentud, ingaande 1 januari 2000 definitief te bepalen op het niveau van hoofdschaal 5 met dienstjaar 1.
4.3
Vast staat dat zowel SVGA als Cas pa Hubentud voor wat betreft de uit te betalen salarissen volledig afhankelijk zijn van de jaarlijkse subsidie van de overheid. In dat verband kunnen beide stichtingen geen salaris toekennen dan wel aanpassen, zonder daartoe voorafgaande goedkeuring en instemming te hebben verkregen van de ministerraad.
4.4
Ondanks het bovenstaande is niet in geschil dat SVGA en Cas pa Hubentud ieder op zich zelfstandige privaatrechtelijke rechtspersonen zijn, waarbij de arbeidsrelatie met het personeel volledig beheerst wordt door het burgerlijk recht. Vast staat dat [verzoekster] in 2010, na een periode van 5 jaar nadat het dienstverband met Cas pa Hubentud is geëindigd, in dienst is getreden van SVGA die een totaal andere werkgever is dan Cas pa Hubentud, op grond van een (nieuwe) arbeidsovereenkomst. Met de ondertekening van de arbeidsovereenkomst met SVGA heeft [verzoekster] vrijwillig aanvaard dat de bij SVGA geldende arbeidsvoorwaarden, met inbegrip van het functiewaarderingssysteem, op haar van toepassing zijn. Nu bovengenoemde brief van de Minister slecht betrekking heeft op de stichting Cas pa Hubentud, kan deze naar het oordeel van het gerecht geen gevolgen hebben op het dienstverband tussen [verzoekster] en SVGA.
4.5
Verder heeft [verzoekster] gesteld dat er sprake is van ongeoorloofde discriminatie, nu zij, ondanks de omstandigheid dat zij als groepsassistente is aangenomen, sinds aanvang van het dienstverband bij SVGA precies dezelfde werkzaamheden verricht als haar andere collega’s die de functie van groepsleider uitoefenen, terwijl zij niet als zodanig wordt uitbetaald. Volgens [verzoekster] dient zij conform het rangenstelsel van SVGA voor die werkzaamheden ingedeeld te worden in schaal 5. Verder heeft [verzoekster] gesteld dat een collega die dezelfde werkzaamheden verricht meer verdiend dan haar, terwijl zij lager dan [verzoekster] is opgeleid.
4.6
SVGA betwist dat er sprake zou zijn van een schending van het gelijkheidsbeginsel. Tussen partijen staat vast dat, ondanks de functiebenaming van haar personeel, geen onderscheid wordt gemaakt tussen de functies, zodat iedereen op hetzelfde niveau instapt, iedereen dezelfde werkzaamheden verricht en iedereen dezelfde verantwoordelijkheden draagt. Verder heeft SVGA toegelicht waarom de andere collega’s in het door [verzoekster] genoemde geval wel meer verdienen dan [verzoekster], namelijk dat deze al langer in dienst zijn van SVGA en als zodanig ook meer ervaring hebben dan [verzoekster], hetgeen een hoger salaris rechtvaardigt. Ditzelfde geldt ten aanzien van de collega die lager zou zijn opgeleid dan [verzoekster]. SVGA heeft te dien aanzien onbetwist gesteld dat deze al dertig jaar in dienst is van SVGA en om die reden een hoger salaris geniet dan [verzoekster]. Gelet op de gemotiveerde betwisting van SVGA, is naar het oordeel van het gerecht niet komen vast te staan dat er sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel zijdens SVGA.
4.7
Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het verzoek van [verzoekster] dient te worden afgewezen.
4.8
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het [verzoekster] in de proceskosten van SVGA worden veroordeeld.

5.DE UITSPRAAK

Het gerecht:
wijst het verzoek af;
veroordeelt het [verzoekster] in de kosten van de procedure, die tot aan deze uitspraak aan de kant van SVGA worden begroot op Afl. 2.500, --aan salaris van de gemachtigde;
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 10 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.