ECLI:NL:OGEAA:2019:584

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 september 2019
Publicatiedatum
16 september 2019
Zaaknummer
AUA201900218
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • N.K. Engelbrecht
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging gezag en omgangsregeling tussen ouders van minderjarige

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 september 2019 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van het gezag en vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de moeder van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door mr. C. Helen Lejuez, heeft verzocht om gezamenlijk gezag over de minderjarige, die geboren is op 8 september 2011, en om een omgangsregeling. De moeder, vertegenwoordigd door mr. R. Marchena, heeft ingestemd met het verzoek van de vader.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 21 januari 2019 was ingediend, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 maart 2019. Tijdens deze zitting waren beide ouders aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden, en was ook de raadsonderzoeker van de Voogdijraad aanwezig. De vader heeft aangevoerd dat hij en de moeder gedurende hun relatie samen de zorg voor de minderjarige hebben gedragen en dat hij recht heeft op een familierechtelijke relatie met zijn zoon.

Het Gerecht heeft vastgesteld dat beide ouders geschikt zijn om de minderjarige op te voeden en dat zij in staat zijn om met elkaar te communiceren over de zorg voor hun kind. Gezien de instemming van de moeder met het verzoek van de vader, heeft het Gerecht besloten om het gezag over de minderjarige gezamenlijk aan beide ouders toe te kennen. Daarnaast is er een omgangsregeling vastgesteld die voorziet in contact tussen de vader en de minderjarige, waarbij de vader de minderjarige op bepaalde momenten in de week en tijdens vakanties zal zien.

De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt. Het verzoek van de vader om de moeder te verplichten tot informatieplicht is afgewezen, nu zij gezamenlijk met het gezag worden belast.

Uitspraak

Beschikking van 10 september 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201900218
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[Verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEKER, hierna de vader,
gemachtigde: mr. C. Helen Lejuez,
tegen
[Verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEERSTER, hierna de moeder,
gemachtigde: mr. R. Marchena.
Belanghebbende:
[minderjarige],geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba,
de minderjarige.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 21 januari 2019,
  • de mondelinge behandeling ter zitting met gesloten deuren van 26 maart 2019, waar partijen in persoon en bijgestaan door hun gemachtigden zijn verschenen. Tevens was aanwezig de raadsonderzoeker van de Voogdijraad, mevrouw [raadsonderzoeker].
De uitspraak is nader bepaald op heden.

2.DE FEITEN

De minderjarige voornoemd is geboren uit de affectieve relatie tussen de vader en de moeder. Hij is op 8 september 2011 door de vader erkend.
De moeder oefent van rechtswege het gezag over de minderjarige alleen uit.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot (i) wijziging van het gezag, in die zin dat de vader voortaan gezamenlijk met de moeder met het gezag over de minderjarige wordt belast, (ii) vaststelling van een omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige, en (iii) het bevelen van de moeder zich te houden aan haar informatieplicht, kosten rechtens.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft de vader – samengevat – aangevoerd dat partijen gedurende hun relatie, vanaf 2010 tot mei 2018, af en aan hebben samengewoond en steeds samen de minderjarige hebben verzorgd en opgevoed. Hij draagt financieel bij in de kosten van de zoon. Hij heeft er recht en belang bij dat een familierechtelijke betrekking tussen hem en zijn zoon tot stand komt en dat hij omgang heeft met zijn zoon.

4.DE BEOORDELING

Gezag

4.1
Het verzoek is gebaseerd op artikel 1:253c van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BW). Artikel 1:253c lid 1 BW biedt de tot het gezag bevoegde vader, die nimmer het gezag gezamenlijk met de moeder heeft uitgeoefend, de mogelijkheid om het gerecht te verzoeken om hem in plaats van de moeder met het gezag over het kind te belasten. Uit de jurisprudentie (vgl. HR 27 mei 2005, NJ 2005, 485) volgt dat dit artikel in overeenstemming met artikel 6 lid 1 EVRM aldus moet worden uitgelegd, dat de vader niet alleen om toekenning van eenhoofdig, maar ook van gezamenlijk gezag over het kind kan verzoeken, en dat art. 1:253e BW aldus moet worden uitgelegd dat, indien het verzoek van de vader ingevolge art. 1:253c lid 1 BW tot toekenning van gezamenlijk gezag over het kind wordt ingewilligd, dit tot gevolg heeft dat, indien de moeder het gezag tot dusverre alleen uitoefende, zij dit voortaan gezamenlijk met de vader uitoefent.
Indien het verzoek ertoe strekt de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten en de andere ouder met gezamenlijk gezag niet instemt, wordt het verzoek slechts afgewezen indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (lid 2).
4.2
Ter zitting heeft de moeder ingestemd met het verzoek.
4.3
Gelet op het verhandelde ter zitting en gehoord de Voogdijraad, acht het gerecht beide ouders geschikt en in staat de minderjarige naar behoren te verzorgen en op te voeden. Voorts worden de ouders in staat geacht om zodanig met elkaar te communiceren dat zij tot onderlinge afspraken kunnen komen over de situaties die zich rond de minderjarige kunnen voordoen. Van partijen mag verwacht worden dat zij zich daarvoor zullen inzetten en het gerecht acht hen daartoe in staat. In het belang van de minderjarige zal het gerecht daarom partijen gezamenlijk belasten met het gezag over hem.
Omgang
4.4
Ter beoordeling ligt dan voor de vraag op welke wijze invulling dient te worden gegeven aan het omgangsrecht van de vader. De vader heeft een voorstel gedaan voor een omgangsregeling en de moeder heeft ter zitting daarmee ingestemd.
4.5
Het gerecht overweegt, wellicht ten overvloede, dat het in het algemeen in het belang van een kind is te achten dat het contact heeft met de niet-verzorgende ouder en in beginsel hebben beiden ook recht op omgang met elkaar, tenzij zwaarwegende belangen van het kind zich daartegen verzetten. Van dergelijke zwaarwegende belangen is in deze niet gebleken.
Verder geldt dat, vooral bij jonge kinderen zoals in dit geval, de verantwoordelijkheid voor een omgangsregeling tussen het kind en de niet-verzorgende ouder, primair bij de verzorgende ouder ligt. Dat betekent in dit geval dat de moeder, in het belang van de minderjarige, hem door haar houding, steun, vertrouwen en toestemming dient te geven voor een omgangsregeling met de vader. Aan de andere kant bestaat voor de niet-verzorgende ouder, in dit geval de vader, de verplichting om zich aan de vastgestelde omgangsregeling te houden.
4.6
Nu er geen sprake is van enige contra-indicatie ten aanzien van de omgangsregeling, is het gerecht van oordeel dat het in het belang van de minderjarige moet worden geacht dat er contact bestaat tussen hem en zijn vader. Gelet hierop en op wat ter zitting verder met partijen is besproken, zal het gerecht de omgangsregeling zoals hieronder vermeld vaststellen. Daarbij geldt dat deze omgangsregeling niet-limitatief is en door partijen in onderling overleg kan worden uitgebreid.
Informatieplicht
4.7
Het verzoek van de vader gegrond op artikel 1:377b lid 1 BW wordt afgewezen, nu de ouders gezamenlijk met het gezag zullen worden belast.
4.8
Gelet op de aard van de procedure, ziet het Gerecht aanleiding om de proceskosten te compenseren.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt dat de vader, [verzoeker], voortaan gezamenlijk met de moeder, [verweerster], het gezag over [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 in Aruba, zal uitoefenen,
bepaalt de omgangsregeling tussen de vader en de minderjarige als volgt:
- om de week in het weekend (tweede en vierde week van de maand): vanaf vrijdagmiddag na school tot maandagochtend, waarbij de vader de minderjarige vrijdag van school ophaalt en maandagochtend naar school brengt, met dien verstande dat de minderjarige op Moederdagen (meestal de 2de zondag van de maand mei) de dag met de moeder doorbrengt,
- om de week vanaf woensdagmiddag tot donderdagochtend (eerste en derde week van de maand), waarbij de vader de minderjarige bij Trai Merdia ophaalt en donderdagochtend naar school brengt,
- op Vaderdag,
- op de verjaardag van de vader, tot 18:30 uur,
- de helft van de schoolvakanties.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
compenseert de kosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt,
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.K. Engelbrecht, rechter in dit gerecht, ter zitting van 10 september 2019 in aanwezigheid van de griffier.