[verdachte],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats],
wonende in Aruba, [woonadres],
thans gedetineerd in het huis van bewaring in Aruba.
Het onderzoek ter openbare terechtzitting heeft plaatsgevonden op 22 maart 2019. De verdachte is verschenen, bijgestaan door haar raadsvrouw mr. C.S. Edwards occuperende voor mr. C.F.K.J. Lejuez, advocaten in Aruba.
De officier van justitie, mr. Y. Pronk, heeft ter terechtzitting gevorderd dat het Gerecht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen zal verklaren en de verdachte daarvoor zal veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaren, met aftrek van voorarrest.
De raadsvrouw heeft het woord tot verdediging gevoerd aan de hand van de door haar aan het Gerecht en openbaar ministerie overgelegde pleitaantekeningen en daarnaast verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht.
Aan de verdachte is ten laste gelegd:
1. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) toen aldaar opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
(artikel 2:262 jo artikel 1:123, althans artikel 2:259 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
2. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] van het leven te beroven, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool, in elk geval een vuurwapen, een (of meer) kogel(s) in/op en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
(artikel 2:262 jo artikel 1:119 jo artikel 1:123, althans artikel 2:259 jo artikel 1:119 jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
3. dat zij op of omstreeks 18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een pistool en/of een (of meer) (scherpe) patro(o)n(en), in elk geval een vuurwapen en/of munitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;
(artikel 3 van de Vuurwapenverordening jo artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht)
Het Gerecht stelt vast dat de dagvaarding geldig is, dat het bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
Vrijspraak van feiten 1 primair, impliciet primair (voorbedachte raad) en 2 primair, impliciet primair (voorbedachte raad)
Anders dan de officier van justitie en met de raadsman is het Gerecht van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat de verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat zij moet worden vrijgesproken van moord, zoals onder feiten 1 en 2 primair, impliciet primair is ten laste gelegd. Ter toelichting dient het volgende.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad (vgl. HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:963,NJ2014/156) volgt het volgende kader voor de beoordeling of voorbedachte raad al dan niet bewezen is. Voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachte raad' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en dat hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Bij de vraag of sprake is van voorbedachte raad gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval door de rechter, waarbij deze het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachte raad pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing dat met voorbedachte raad is gehandeld, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid dat de besluitvorming en uitvoering in plotselinge hevige drift plaatsvinden, dat slechts sprake is van een korte tijdspanne tussen besluit en uitvoering of dat de gelegenheid tot beraad eerst tijdens de uitvoering van het besluit ontstaat. Zo kunnen bepaalde omstandigheden (of een samenstel daarvan) de rechter uiteindelijk tot het oordeel brengen dat de verdachte in het gegeven geval niet met voorbedachte raad heeft gehandeld.
Mede met het oog op het strafverzwarende gevolg dat dit bestanddeel heeft, moeten aan de vaststelling dat de voor voorbedachte raad vereiste gelegenheid heeft bestaan, bepaaldelijk eisen worden gesteld en dient de rechter, in het bijzonder indien de voorbedachte raad niet rechtstreeks uit de bewijsmiddelen volgt, daaraan in zijn motivering van de bewezenverklaring nadere aandacht te geven.
De achtergrond van het vereiste dat de verdachte de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven, is dat ingeval vaststaat dat de verdachte die gelegenheid heeft gehad, het redelijk is aan te nemen dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van die gelegenheid en dus daadwerkelijk heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap heeft gegeven (vgl. het overleg en nadenken dat in de wetsgeschiedenis is geplaatst tegenover de ogenblikkelijke gemoedsopwelling). Dat de verdachte daadwerkelijk heeft nagedacht en zich rekenschap heeft gegeven leent zich immers moeilijk voor strafrechtelijk bewijs, zeker in het geval dat de verklaringen van de verdachte en/of eventuele getuigen geen inzicht geven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan. Of in een dergelijk geval voorbedachte raad bewezen kan worden, hangt dan sterk af van de hierboven bedoelde gelegenheid en van de overige feitelijke omstandigheden van het geval zoals de aard van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan alsmede de gedragingen van de verdachte voor en tijdens het begaan van het feit. Daarbij verdient opmerking dat de enkele omstandigheid dat niet is komen vast te staan dat is gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, niet toereikend is om daaraan de gevolgtrekking te verbinden dat sprake is van voorbedachte raad.
De officier van justitie heeft een aantal feiten en omstandigheden aangevoerd die er volgens haar op wijzen dat de verdachte tijd en gelegenheid heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad. Volgens de officier van justitie wisten verdachte en de medeverdachten ([medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4]) dat [medeverdachte 3], eerder die nacht werd beschoten. Ze zijn vervolgens allemaal in auto gestapt en ze zijn, terwijl ze allen wisten dat er een vuurwapen in de auto aanwezig was, naar Rancho gereden. Nadat zij leden van de Rancho bende voor een huis in de Ranchostraat hadden gezien, zijn zij nog een keer langsgereden. Toen is de verdachte opgehitst om te schieten en heeft zij geschoten.
Er is sprake van omstandigheden die erop zouden kunnen wijzen dat de verdachte tijd heeft gehad om na te denken over de betekenis en de gevolgen van haar voorgenomen daad. De verdachte is samen met de medeverdachten in een auto gestapt, terwijl iedereen wist dat er een vuurwapen aanwezig was, en ze zijn vervolgens rond gaan rijden en in de buurt Rancho terecht gekomen. Iedereen was er van op de hoogte dat eerder die nacht medeverdachte [medeverdachte 3] was beschoten en zij gingen er vanuit dat degene die dit had gedaan behoorde tot de bende van Rancho. Het gerecht acht evenwel contra-indicaties aanwezig waaraan een zwaarder gewicht toegekend dient te worden. Vooraleerst is niet komen vast te staan dat de verdachte en haar medeverdachten doelbewust naar Rancho zijn gereden om leden van de bende van Rancho te gaan beschieten. Uit verschillende verklaringen volgt dat zij die avond onder invloed van alcohol en drugs op stap waren en dat zij op een gegeven moment samen in de auto zijn gestapt en eerst naar nachtclubs zijn gereden. Er werden die nacht verdovende middelen gebruikt en er werd veel gedronken. Dat er van tevoren werd besloten om in Rancho te gaan schieten volgt niet uit het dossier, terwijl evenmin uit de hiervoor door de officier van justitie genoemde omstandigheden zonder meer kan worden afgeleid dat de verdachte en haar medeverdachten voornemens waren die nacht op de mensen voor de woning te Rancho te gaan schieten. Bovendien heeft de verdachte vlak voor het schieten tot tweemaal toe in de auto aan de anderen gevraagd of zij moest schieten. Volgens haar hebben drie medeverdachten bevestigend geantwoord en haar opgehitst, waarna zij heeft geschoten op de slachtoffers die voor een huis stonden dan wel zaten. Hiermee is aannemelijk geworden dat de verdachte en de medeverdachten in een korte tijdspanne hebben besloten tot schieten over te gaan, hetgeen een zwaarwegende contra-indicatie is voor het aannemen van voorbedachte raad. De verdachte zal dan ook vrijgesproken worden van de haar ten laste gelegde moord en pogingen tot moord.
Het Gerecht acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 primair, impliciet subsidiair, 2 primair, impliciet subsidiair, en 3 is ten laste gelegd, met dien verstande dat:
1. dat zij op
of omstreeks18 augustus 2018 in Aruba tezamen en
in vereniging met
een ander ofanderen
, althans alleen,opzettelijk
en met voorbedachten rade[slachtoffer 1] van het leven heeft beroofd, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en
/ofhaar mededader
(s
)toen aldaar opzettelijk
en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool
, in elk geval een vuurwapen, een (of meer)kogel
(s
) in/op
en/of in de richting vanhet lichaam van die [slachtoffer 1] afgevuurd, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer 1] is overleden;
2. dat zij op
of omstreeks18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om opzettelijk
en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] van het leven te beroven, opzettelijk
en na kalm beraad en rustig overleg, met een pistool
, in elk geval een vuurwapen, een (of meer)kogel
(s
) in/op
en/of in de richting vanhet lichaam van die
[slachtoffer 2] en/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5] heeft afgevuurd, zijnde de verdere uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3. dat zij op
of omstreeks18 augustus 2018 in Aruba tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,een pistool en
/of een (of meer) (scherpe
)patro
(o)n
(en
),
in elk geval een vuurwapen en/of munitieals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Vuurwapenverordening, voorhanden heeft gehad;
Het Gerecht acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij daarvan zal worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door het Gerecht gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling zal vervolgens aan het vonnis worden gehecht.
Voorwaardelijk opzet op de dood van het slachtoffer is aanwezig indien verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer als gevolg van zijn handelen zou kunnen komen te overlijden. Of sprake is van de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Het zal dan moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. Bepaalde gedragingen kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op een bepaald gevolg dat het (behoudens contra-indicaties) niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard.
De verdachte heeft bekend dat zij de bewuste nacht met een vuurwapen vanuit een auto gericht driemaal op de slachtoffers [slachtoffer 1], [slachtoffer 3], [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], die zich buiten voor een woning op de hoek van de Visstraat en de Ranchostraat bevonden, heeft geschoten. Door met een vuurwapen vanaf de plek waar de auto zich op dat moment bevond (op de Avenido Alo Tromp ter hoogte van de Visstraat) gericht drie schoten op deze personen af te lossen, waarbij slachtoffer [slachtoffer 1] in zijn geslachtsdeel werd geraakt, heeft de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat zij al deze personen dodelijk zou raken. Deze gedragingen moeten naar hun uiterlijke verschijningsvorm worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het doden van die personen dat het niet anders kan zijn dan dat de verdachte de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard, terwijl niet is gebleken van contra-indicaties die daaraan in de weg staan. Het gerecht is derhalve van oordeel dat voorwaardelijk opzet op de dood van de betreffende personen daarmee is bewezen.
Strafbaarheid en kwalificatie van het bewezen verklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1
medeplegen van doodslag,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo art. 1:123 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 2
medeplegen van poging tot doodslag, meermalen gepleegd,
strafbaar gesteld bij artikel 2:259 jo. artikel 1:119 jo. Artikel 1:123 van het Wetboek van Strafrecht;
Feit 3
medeplegen van overtreding van een verbod, gesteld bij artikel 3, eerste lid, van de Vuurwapenverordening,
strafbaar gesteld bij artikel 11 van deze Landsverordening.
Het bewezenverklaarde is strafbaar, nu geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid ervan opheffen of uitsluiten.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezen verklaarde.
Bij de bepaling van de op te leggen straf wordt gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan, op de mate waarin de gedraging aan de verdachte te verwijten en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals die onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
De verdachte heeft samen met anderen op een groep personen geschoten, waarbij één persoon dodelijk werd getroffen. De verdachte is daarbij de schutter geweest. Zij heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het medeplegen van doodslag, het medeplegen van een poging tot doodslag, meermalen gepleegd, en medeplegen van verboden vuurwapenbezit. De verdachte heeft door haar handelen het slachtoffer [slachtoffer 1] beroofd van het hoogste goed dat de mens bezit, te weten het leven. Bij de nabestaanden heeft verdachte ongetwijfeld groot en onherstelbaar leed toegebracht. Het is niet aan de verdachte te danken dat de andere personen op wie werd geschoten niet dodelijk gewond zijn geraakt. Bij de overige slachtoffers geldt dat slachtoffers van dergelijke misdrijven vaak langdurig onder de psychische gevolgen van zo’n traumatische gebeurtenis lijden. De verdachte is geheel voorbij gegaan aan de gevoelens van onrust en onveiligheid die door dergelijke feiten in de samenleving worden veroorzaakt, daar het feiten zijn met een agressief en gewelddadig karakter en welke feiten zich op de openbare weg hebben afgespeeld.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen brengt voorts een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde, zoals ook in deze zaak ook is gebleken.
De raadsvrouw heeft gepleit voor de toepassing van het jeugdstrafrecht conform artikel 1:159 van het Wetboek van Strafrecht gelet op de jonge leeftijd van de verdachte. Het gerecht heeft acht geslagen op het rapport van psychiater Dr. H.A.E. van Gaalen van 20 maart 2019, het rapport van de psycholoog Msc. S. Wichard van 17 oktober 2018 en het rapport van de reclassering van 21 november 2018. Het verzoek van de raadsvrouw vindt geen ondersteuning in de uitgebreide rapportages van de reclassering, de psycholoog en de psychiater die zijn uitgebracht over de verdachte. Gelet op de ernst van de feiten ziet het Gerecht geen aanleiding om het jeugdstrafrecht toe te passen.
Naar het oordeel van het Gerecht kan gelet op de ernst van het bewezen verklaarde niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die een onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming met zich brengt.
De verdachte is, zo blijkt het zich in het dossier bevindende uittreksel uit het justitieel documentatieregister betreffende de verdachte, niet eerder veroordeeld wegens het plegen van strafbare feiten.
Het Gerecht heeft in voordeel van de verdachte mee laten wegen de jeugdige leeftijd van de verdachte, alsmede dat zij openheid van zaken heeft gegeven en zij blijk heeft gegeven het laakbare en de ernst van haar handelen in te zien.
Het Gerecht is, na dit een en ander te hebben afgewogen, tot de slotsom gekomen dat na te noemen straf passend en geboden is. De verdachte zal daartoe dan ook worden veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 1:62, 1:136 en 1:224, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.