ECLI:NL:OGEAA:2019:472

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
15 augustus 2019
Zaaknummer
AUA201900814
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader betreffende de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarigen

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad op 14 maart 2019 een verzoekschrift ingediend tegen de vader, die in persoon procedeert. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 mei 2019. De zaak betreft de verplichting van de vader om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van zijn twee minderjarige kinderen, geboren in 2006 en 2007. De vader heeft de kinderen erkend en de Voogdijraad verzoekt om een maandelijkse bijdrage van Afl. 270,- voor het oudste kind en Afl. 265,- voor het jongste kind, ingaande op 1 april 2019.

Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen naar draagkracht. De hoogte van de kinderalimentatie is afhankelijk van de kosten van verzorging en opvoeding en de draagkracht van beide ouders. De moeder heeft de maandelijkse kosten voor de kinderen vastgesteld op Afl. 1.073,28, wat door de vader niet is betwist. De vader heeft een netto-maandloon van Afl. 3.877,62, maar heeft ook aanzienlijke lasten, waaronder huur en leningen, waardoor hij slechts Afl. 523,82 overhoudt na betaling van zijn noodzakelijke lasten.

Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, concludeert het gerecht dat de vader niet in staat is om meer dan Afl. 100,- per kind per maand te betalen. Dit bedrag wordt als redelijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven beschouwd. De ingangsdatum van de bijdrage is vastgesteld op 1 juli 2019. De beschikking is gegeven door rechter J.J. Verhoeven en is uitvoerbaar bij voorraad, waarbij het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 18 juni 2019
behorend bij EJ nr. AUA201900814
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
gevestigd in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd.
en
[naam vader],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna te noemen de vader,
procederend in persoon.
Belanghebbende:
[naam moeder], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 14 maart 2019;
  • de mondelinge behandeling van 7 mei 2019, waaruit blijkt dat namens de Voogdijraad aanwezig was mr. [naam vertegenwoordiger] en dat de moeder en de vader in persoon zijn verschenen.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

Uit de relatie tussen de moeder en de vader zijn in Aruba geboren de thans nog minderjarigen [naam minderjarige kind 1] op [geboortedatum 1] 2006 en [naam minderjarige kind 2] op [geboortedatum 2] 2007. De vader heeft de minderjarigen erkend.

3.HET VERZOEK

Het verzoek strekt tot het veroordelen van de vader tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 270,- voor [naam minderjarige kind 1] en Afl. 265,- voor [naam minderjarige kind 2] ingaande 1 april 2019 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Daartoe wordt aangevoerd dat de vader voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Artikel 1:406 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de Voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
De moeder heeft de maandelijkse kosten van de minderjarigen bepaald op Afl. 540,39 voor [naam minderjarige kind 1] en Afl. 532,89 voor [naam minderjarige kind 2]. De vader heeft deze kosten niet weersproken, zodat het gerecht ervan uit zal gaan dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen maandelijks Afl. 1.073,28 bedragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Uit de door de moeder overgelegde loonstroken blijkt dat zij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 2.934,40 (inclusief Afl. 150,- per maand aan kindertoelage). De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij samen met haar partner woont en dat die partner inkomen uit arbeid geniet.
4.4.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat de moeder een bedrag van minimaal Afl. 700,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden.
Het gerecht zal verder rekening houden met de aflossing van een persoonlijke lening bij Total Finance ad Afl. 223.24, de aflossing van een autolening bij RBC Royal Bank ad Afl. 584,-, de aflossing van een persoonlijke lening bij RBC Royal Bank ad Afl. 580,- en de aflossing van een lening bij Island Finance ad Afl. 434,-. De overige door de moeder opgevoerde posten zijn inbegrepen in het forfaitair bedrag van Afl. 700,-.
4.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 1.821,24.
4.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.934,40 - Afl. 1.821,24 =) Afl. 413,16, waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Uit de door de vader overgelegde loonstroken blijkt dat hij een gemiddeld netto-maandloon heeft van Afl. 3.877,62 (inclusief Afl. 375,- aan continutoelage en Afl. 250,- aan kindertoelage). De vader heeft een partner en vormt met zijn partner en hun drie kinderen een gezin. De vader heeft ter zitting aangegeven dat zijn partner minimumloon verdient.
4.5.2
Wat betreft de lasten van de vader gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 700,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoonaansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden.
Het gerecht zal verder rekening houden met de betaling van huur ad Afl. 700,-, de aflossing van een lening bij CMB ad Afl. 888,-, de derdenbeslag deurwaarder ad Afl. 710,29, de aflossing van een lening “Projecto Fin di Anja” ad Afl. 153,- en de aflossing van een lening “VZF AB-2436” ad Afl. 202,50. De overige door de vader opgevoerde posten zijn inbegrepen in het forfaitair bedrag van Afl. 700,-.
4.5.4
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 3.353,79.
4.5.5
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 3.877,62 - Afl. 3.353,79 =) Afl. 523,82, waarvan hij moet voorzien in de kosten van zijn levensonderhoud en die van zijn gezin (bestaande uit zijn partner en drie minderjarige kinderen), en de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Bovendien heeft de vader aangegeven dat hij een andere schuld heeft van ongeveer Afl. 9.831,54 bij Ecury & Partners. De vader heeft ter zitting aangeboden om met een bedrag van totaal Afl. 100,- per kind per maand bij te dragen in de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
4.5.6
Voldoende aannemelijk is geworden dat de vader
thansniet in staat is om meer dan Afl. 100,- per kind per maand - die hij bereid is te betalen aan kinderalimentatie - te betalen ten behoeve van de verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Deze kinderbijdrage acht het gerecht thans in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. Het verzoek zal tot dat bedrag worden toegewezen.
4.6
De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 juli 2019.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de door de vader [naam vader] met ingang van 1 juli 2019 maandelijks te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2006 in Aruba en de minderjarige [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2007 in Aruba, op een bedrag van Afl. 100,- per kind per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het anders of meer verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 18 juni 2019 in aanwezigheid van de griffier.