In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad op 14 maart 2019 een verzoekschrift ingediend tegen de vader, die in persoon procedeert. De mondelinge behandeling vond plaats op 7 mei 2019. De zaak betreft de verplichting van de vader om bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van zijn twee minderjarige kinderen, geboren in 2006 en 2007. De vader heeft de kinderen erkend en de Voogdijraad verzoekt om een maandelijkse bijdrage van Afl. 270,- voor het oudste kind en Afl. 265,- voor het jongste kind, ingaande op 1 april 2019.
Het gerecht heeft vastgesteld dat ouders verplicht zijn om bij te dragen aan de kosten van hun minderjarige kinderen naar draagkracht. De hoogte van de kinderalimentatie is afhankelijk van de kosten van verzorging en opvoeding en de draagkracht van beide ouders. De moeder heeft de maandelijkse kosten voor de kinderen vastgesteld op Afl. 1.073,28, wat door de vader niet is betwist. De vader heeft een netto-maandloon van Afl. 3.877,62, maar heeft ook aanzienlijke lasten, waaronder huur en leningen, waardoor hij slechts Afl. 523,82 overhoudt na betaling van zijn noodzakelijke lasten.
Na beoordeling van de financiële situatie van beide ouders, concludeert het gerecht dat de vader niet in staat is om meer dan Afl. 100,- per kind per maand te betalen. Dit bedrag wordt als redelijk en in overeenstemming met de wettelijke maatstaven beschouwd. De ingangsdatum van de bijdrage is vastgesteld op 1 juli 2019. De beschikking is gegeven door rechter J.J. Verhoeven en is uitvoerbaar bij voorraad, waarbij het verzoek om een hogere bijdrage is afgewezen.