Uitspraak
1.[Gedaagde 1],
1.DE PROCEDURE
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
Naf. 71.972,00 +
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
In deze zaak, die op 12 juli 2019 door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba werd behandeld, vorderden de eisers, [eiseres 1] V.B.A. en [eiseres 2] V.B.A., dat de gedaagden, [gedaagde 1] en [gedaagde 2] B.V., verplicht werden om binnen drie werkdagen na betekening van het vonnis alle noodzakelijke documenten te verstrekken en volledige medewerking te verlenen voor de levering van aandelen. De eisers stelden dat de gedaagden in gebreke bleven om aan hun verplichtingen te voldoen, ondanks dat de gedaagden geen recht hadden op opschorting van de levering van de aandelen vanwege niet-volledige betaling van hun vorderingen. De procedure omvatte een kort geding, waarbij de eisers een spoedeisend belang aanvoerden, omdat het onwenselijk was dat [gedaagde 2] nog aandeelhouder was terwijl [gedaagde 1] geen partner meer was.
De gedaagden voerden verweer en stelden dat er geen spoedeisend belang was, aangezien de eisers al een jaar hadden gewacht met het indienen van de vordering. Het gerecht oordeelde dat de gedaagden niet bevoegd waren om hun verplichting tot levering van de aandelen op te schorten, omdat de vorderingen van de gedaagden nog niet volledig opeisbaar waren. Het gerecht wees de vorderingen van de eisers toe en legde de gedaagden een dwangsom op voor het geval zij niet aan de veroordeling voldeden. De kosten van de procedure werden aan de gedaagden opgelegd.