ECLI:NL:OGEAA:2019:300
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige in het civiel recht
In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. de Sousa-Croes, heeft verzocht om toestemming om de minderjarige te erkennen, omdat de moeder, de verweerster in deze zaak, geen toestemming verleent. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E.A. Hernandez, heeft zich verzet tegen de erkenning, met het argument dat er nauwelijks contact is tussen de minderjarige en de verzoeker, en dat de minderjarige opgroeit in een stabiele omgeving met haar.
Het gerecht heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de toestemming van de moeder kan worden vervangen door toestemming van het gerecht, mits de erkenning de belangen van de moeder of het kind niet schaadt. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker de verwekker van de minderjarige is, wat niet ter discussie staat.
De moeder heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat de erkenning schadelijk zou zijn voor de minderjarige of haar relatie met de moeder. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de belangen van de minderjarige en de moeder niet in het geding zijn en dat de erkenning rechtens erkend moet worden. De beslissing van het gerecht is om de verzoeker vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.