ECLI:NL:OGEAA:2019:300

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803789 en AUA201900663
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige in het civiel recht

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 mei 2019 uitspraak gedaan over een verzoek tot vervangende toestemming voor de erkenning van een minderjarige. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. D.G. de Sousa-Croes, heeft verzocht om toestemming om de minderjarige te erkennen, omdat de moeder, de verweerster in deze zaak, geen toestemming verleent. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.E.A. Hernandez, heeft zich verzet tegen de erkenning, met het argument dat er nauwelijks contact is tussen de minderjarige en de verzoeker, en dat de minderjarige opgroeit in een stabiele omgeving met haar.

Het gerecht heeft in zijn beoordeling gekeken naar artikel 1:204 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat de toestemming van de moeder kan worden vervangen door toestemming van het gerecht, mits de erkenning de belangen van de moeder of het kind niet schaadt. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verzoeker de verwekker van de minderjarige is, wat niet ter discussie staat.

De moeder heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die erop wijzen dat de erkenning schadelijk zou zijn voor de minderjarige of haar relatie met de moeder. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de belangen van de minderjarige en de moeder niet in het geding zijn en dat de erkenning rechtens erkend moet worden. De beslissing van het gerecht is om de verzoeker vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen, waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

Beschikking van 21 mei 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803789 en AUA201900663
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende in Aruba,
VERZOEK,
gemachtigde: de advocaat mr. D.G. de Sousa-Croes,
tegen
[verweerster],
wonende in Aruba,
VERWEER, hierna te noemen: de moeder,
gemachtigde: de advocaat mr. A.E.A. Hernandez.
Belanghebbenden:
[naam minderjarige],de minderjarige,
De ambtenaar van de Burgerlijke Stand,de ABS,
DE VOOGDIJRAAD, in zijn hoedanigheid van bijzonder curator.

1.DE PROCEDURE

De eerdere procedure blijkt uit de beschikking van dit gerecht van 9 april 2019 waarin de Voogdijraad is benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige. Hierna is de zaak naar de rol van vandaag verwezen voor uitspraak terzake het verzoek van de man om hem vervangende toestemming te verlenen om de minderjarige te erkennen.

2.DE VERDERE BEOORDELING

Vervangende toestemming

2.1
Het verzoek tot vervangende toestemming tot erkenning is gebaseerd op artikel 1:204 lid 3 van het BW. Voor zover hier van belang, kan ingevolge deze bepaling de toestemming van de moeder wier kind de leeftijd van zestien nog niet heeft bereikt, op verzoek van de man die het kind wil erkennen worden vervangen door de toestemming van dit gerecht, indien de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind of de belangen van het kind niet zou schaden, en de man de verwekker is van het kind.
2.2
Tussen partijen is niet in geschil dat de man de verwekker is van de minderjarige. Hiermee is naar het oordeel van het gerecht het verwekkerschap van de man afdoende vast komen te staan.
2.3
De moeder heeft zich verzet tegen de verzochte erkenning door de man, omdat tussen de minderjarige en de man nauwelijks contact bestaat terwijl de minderjarige opgroeit in een stabiele omgeving met de moeder.
2.4
Het gerecht overweegt dat als uitgangspunt heeft te gelden dat zowel de minderjarige als de verwekker er recht op heeft dat hun relatie rechtens wordt erkend als een familierechtelijke betrekking. Het belang en het recht van de man op erkenning van de minderjarige moeten worden afgewogen tegen de belangen van de vrouw en de minderjarige bij niet-erkenning.
Het belang van de vrouw is in de wet nader omschreven als haar belang bij een ongestoorde verhouding met haar kind. Emotionele weerstand van de moeder tegen de erkenning is op zichzelf onvoldoende grond de vervangende toestemming tot erkenning te weigeren. Dit kan echter anders liggen indien de weerstand van de moeder belangrijke negatieve gevolgen heeft voor het kind. Voor wat betreft de belangen van het kind heeft de Hoge Raad aanvaard (zie Hoge Raad 16 februari 2001, NJ 2001, 571) dat van schade aan de belangen van het kind, als bedoeld in artikel 1:204 lid 3 BW, slechts sprake is, indien ten gevolge van de erkenning er voor het kind reële risico’s zijn dat het wordt belemmerd in zijn evenwichtige sociaal psychologische en emotionele ontwikkeling. Dit zou onder meer het geval kunnen zijn wanneer de moeder ten gevolge van de erkenning in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet in staat is het kind het stabiele opvoedingsklimaat te bieden dat het nodig heeft. Het enkele feit dat het kind (enige) weerslag zou ondervinden van de inbreuk die de erkenning maakt op zijn of haar gezinsleven met de moeder, kan niet worden aanvaard als schade aan zijn of haar belangen.
2.5
De vraag die voorligt, is of de voorgenomen erkenning de belangen van de minderjarige en/of de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige zal schaden.
2.6
Het is aan de moeder om feiten en omstandigheden te stellen waaruit kan worden afgeleid dat voormelde belangenafweging dient te leiden tot een afwijzing van het verzoek van de man. Naar het oordeel van het gerecht heeft de moeder geen feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat bij toewijzing van het verzoek van de man de verhouding tussen de minderjarige en haar verstoord zal worden. Anders dan de moeder kennelijk meent, is family life tussen de verwekker en het kind geen vereiste om in aanmerking te komen voor vervangende toestemming. Daarbij neemt het gerecht in aanmerking dat de bijzonder curator zich op het standpunt heeft gesteld dat door de voorgenomen erkenning de minderjarige geen risico zal lopen belemmerd te worden in zijn evenwichtige sociaal-psychologische en emotionele ontwikkeling, en de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige niet zullen worden geschaad.
2.8
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat het gerecht toestemming zal verlenen opdat de man de minderjarige kan erkennen.
2.9
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

3.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent de man [verzoeker], bij gebreke van toestemming van de moeder, vervangende toestemming om de minderjarige [naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2014 in Aruba te erkennen,
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gegeven door mr. E.M.D. Angela, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 21 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.