ECLI:NL:OGEAA:2019:285

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
21 mei 2019
Publicatiedatum
3 juni 2019
Zaaknummer
AUA201803987
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen uitspraak Inspecteur der Belastingen inzake winstbelasting

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 21 mei 2019 uitspraak gedaan op het beroep van N.V. tegen de Inspecteur der Belastingen. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen verschillende aanslagen in de winstbelasting voor de jaren 2007, 2009, 2010 en 2011. De Inspecteur had eerder de bezwaren tegen de aanslag voor 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding en de aanslagen voor 2009, 2010 en 2011 ambtshalve verminderd tot nihil. Het Gerecht heeft vastgesteld dat het beroepschrift van de belanghebbende, ingediend op 11 december 2018, buiten de wettelijke termijn van twee maanden was ingediend. De belanghebbende heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar zouden maken. Daarom heeft het Gerecht het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van beroepschriften in belastingzaken en de gevolgen van termijnoverschrijding. Het Gerecht heeft geen aanleiding gezien voor een vergoeding van proceskosten of griffierecht.

Uitspraak

Uitspraak van 21 mei 2019
BBZ nr. AUA201803987
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
Landsverordening beroep in belastingzaken van:
[ Belanghebbende ]N.V.gevestigd in Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.

1.PROCESVERLOOP

1.1
Aan belanghebbende is op 9 augustus 2013 een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2007 opgelegd naar een belastbare winst van Afl. 513.837.
1.2
Aan belanghebbende is op 21 november 2014 een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2009 opgelegd naar een belastbare winst van Afl. 141.300.
1.3
Aan belanghebbende is op 30 maart 2016 een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2010 opgelegd naar een belastbare winst van Afl. 372.000.
1.4
Aan belanghebbende is op 30 maart 2016 een aanslag in de winstbelasting voor het jaar 2011 opgelegd naar een belastbare winst van Afl. 389.200.
1.5
Belanghebbende heeft op 30 december 2013 bezwaar gemaakt tegen de aanslag winstbelasting 2007.
1.6
Belanghebbende heeft op 29 december 2014 bezwaar gemaakt tegen de aanslag winstbelasting 2009.
1.7
Belanghebbende heeft op 30 mei 2016 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen winstbelasting 2010 en 2011.
1.8
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 31 oktober 2015 het bezwaar tegen de aanslag winstbelasting 2007 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De Inspecteur heeft ambtshalve de aanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbare winst van Afl. 372.517.
1.9
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar van 11 oktober 2018 de bezwaren tegen de aanslagen winstbelasting 2007, 2010 en 2011 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn en het bezwaar tegen de aanslag winstbelasting 2009 ongegrond verklaard.
1.1
Belanghebbende heeft op 11 december 2018 tegen de uitspraak van de Inspecteur beroep ingesteld bij het Gerecht. Belanghebbende heeft daarvoor een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 150.
1.11
De Inspecteur heeft op 27 februari 2019 een verweerschrift ingediend.
1.12
Belanghebbende heeft op 11 april 2019 aan de griffier van het Gerecht meegedeeld dat de beroepen inzake de aanslagen winstbelasting 2009, 2010 en 2011 worden ingetrokken.
1.13
De Inspecteur heeft op 30 april 2019 ambtshalve de aanslagen winstbelasting 2009, 2010 en 2011 verminderd tot aanslagen naar een winst van nihil.
1.14
De zitting heeft plaatsgevonden op 14 mei 2019 te Oranjestad. Namens belanghebbende is verschenen [ A ], verbonden aan [ X ]. Namens de Inspecteur is verschenen [ B ].

2.OVERWEGINGEN

Ontvankelijkheid beroep

2.1
Alvorens tot een eventuele inhoudelijke beoordeling van het geschil te kunnen overgaan, dient het Gerecht de ontvankelijkheid van belanghebbendes beroep te beoordelen.
2.2
In artikel 19, lid 1, van de Algemene landsverordening belastingen (hierna: ALB) is bepaald dat degene die bezwaar heeft tegen een door de Inspecteur gedane uitspraak, binnen twee maanden na de dagtekening van de uitspraak een beroepschrift kan indienen bij het Gerecht.
2.3
De beschikking van 31 oktober 2015 heeft te gelden als de uitspraak op bezwaar. Daarin is immers het opschrift ‘uitspraak op bezwaar’ vermeld, is een rechtsmiddelverwijzing opgenomen en is ter motivering opgemerkt dat het bezwaar niet-ontvankelijk is maar dat ambtshalve aan het bezwaar wordt tegemoetgekomen. Verder heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat deze uitspraak van 31 oktober 2015 aan het juiste adres is toegestuurd.
2.4
Tegen de uitspraak van 31 oktober 2015 stond derhalve beroep open gedurende twee maanden. Het stelsel van wettelijke bepalingen die het beroep in belastingzaken regelen, brengt mee dat met het doen van die uitspraak de behandeling van het bezwaar is geëindigd (vgl. HR 20 januari 2012, nr. 10/02678, ECLI:NL:HR:2012:BT1516). Dit betekent dat de nadere beslissing van 11 oktober 2018 die de Inspecteur heeft genomen met betrekking tot de aanslag winstbelasting 2007 waartegen bezwaar is gemaakt, niet is aan te merken als een beslissing waartegen op grond van artikel 19 ALB beroep kan worden ingesteld.
2.5
Het beroepschrift is op 11 december 2018 ingediend. Dit beroepschrift is dus buiten de wettelijke termijn van twee maanden ingediend. Een niet-ontvankelijkverklaring van een beroep op grond van termijnoverschrijding blijft op grond van artikel 5, lid 5, Landsverordening beroep in belastingzaken (LBB) echter achterwege ingeval van bijzondere omstandigheden.
2.6
Belanghebbende heeft geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten. Het beroep dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard.

3.PROCESKOSTENVERGOEDING EN GRIFFIERECHT

Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten of het griffierecht.

4.DE BESLISSING

Het Gerecht:
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en uitgesproken op 21 mei 2019, in tegenwoordigheid van de griffier N.N. Noël – van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/per e-mail op ………………………… aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen
twee maandenna de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie:
belastinggriffieAUA@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: Afl. 75
-personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300