ECLI:NL:OGEAA:2019:280

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
14 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AUA201900352
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om partneralimentatie en kosteloos procederen in het huwelijk van partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de vrouw, bijgestaan door haar advocaat mr. G.L. Griffith, een verzoek ingediend om partneralimentatie van haar echtgenoot. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 5 februari 2019 werd ingediend. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 april 2019 was de vrouw aanwezig, maar de man was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping. De uitspraak werd gedaan op 14 mei 2019.

De feiten van de zaak zijn als volgt: de vrouw en de man zijn op 2 juli 1974 in Aruba gehuwd in algehele gemeenschap van goederen en hebben geen minderjarige kinderen. Beide partijen zijn gepensioneerd en wonen samen. De vrouw ontvangt een ouderdomspensioen van Afl. 953,- per maand. De vrouw verzoekt het gerecht om de man te veroordelen tot het betalen van Afl. 2.415,92,- per maand ter voorziening in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding en schulden, en om kosteloos te mogen procederen.

Het gerecht oordeelt dat de man verplicht is om voldoende gelden ter beschikking te stellen voor de gezamenlijke huishouding, zoals bepaald in artikel 1:85 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat de maandelijkse kosten van de huishouding Afl. 2.868,- bedragen, en dat de man een pensioen van Afl. 3.495,- per maand ontvangt. Het gerecht concludeert dat de man in staat is om Afl. 2.300,- per maand bij te dragen aan de kosten van de huishouding. De vrouw krijgt toestemming om kosteloos te procederen, en de man wordt veroordeeld om met ingang van 1 mei 2019 maandelijks Afl. 2.300,- aan de vrouw te betalen.

Uitspraak

Beschikking van 14 mei 2019
Behorend bij EJ nr. AUA201900352
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak tussen
[Naam Verzoekster],
wonende in Aruba,
VERZOEKSTER, hierna ook te noemen: de vrouw,
gemachtigde: de advocaat mr. G.L. Griffith,
en
[Naam Verweerder],
wonende in Aruba, [adres],
VERWEERDER, hierna ook te noemen: de man,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift met producties, ingediend op 5 februari 2019;
- de griffiersaantekeningen van de mondelinge behandeling op 2 april 2019, waaruit blijkt dat zijn verschenen de vrouw, bijgestaan door haar gemachtigde. De man is, ondanks daartoe behoorlijk te zijn opgeroepen, niet verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.DE FEITEN

2.1
De vrouw en de man zijn op 2 jul 1974 in Aruba gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Partijen hebben geen minderjarige kinderen.
2.2
Beide partijen zijn gepensioneerd. Partijen wonen samen en voeren een gemeenschappelijke huishouding.
2.3
De vrouw ontvangt ouderdomspensioen ad Afl. 953,- per maand.

3.HET VERZOEK

De vrouw verzoekt het gerecht om de man met toepassing van artikel 1:85, tweede en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (BWA) te veroordelen om aan haar ter beschikking te stellen een bedrag van in totaal Afl. 2.415,92,- per maand, dienende ter voorziening in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding en van de gemeenschappelijke schulden. Het verzoek strekt voorts tot verlof om kosteloos te mogen procederen.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ingevolge artikel 1:85, tweede lid, BWA is de ene echtgenoot verplicht aan de andere die met hem samenwoont, ten behoeve van de gewone gang van de huishouding voldoende gelden ter beschikking te stellen. Ingevolge het vierde lid van dit artikel worden geschillen tussen de echtgenoten omtrent een en ander door de rechter in eerste aanleg op verzoek van beiden of een van hen beslist. Op gelijke wijze als zij is tot stand gekomen, kan bij veranderde omstandigheden een gegeven beschikking worden gewijzigd.
4.2
Gelet hierop is de man verplicht aan de vrouw voldoende gelden ter beschikking stellen ten behoeve van de gezamenlijke huishouding. Het gerecht merkt op dat de inkomsten van de man in de huwelijksgoederengemeenschap vallen en daarmee evenzeer aan de vrouw als de man toekomen. Onweersproken is door de vrouw gesteld dat de maandelijkse kosten van de gemeenschappelijke huishouding Afl. 2.868,- bedragen. De vrouw ontvangt een bedrag van Afl. 953,- per maand aan pensioen. Voorts heeft de vrouw onweersproken gesteld dat de man een bedrag van Afl. 3.495,- per maand ontvangt aan pensioen. Nu niet is gebleken dat de man of de vrouw naast de kosten van de gezamenlijke huishouding bijzondere financiële verplichtingen uit hun inkomens moeten voldoen, dienen partijen ieder naar rato van hun inkomen bij te dragen in de kosten van de gemeenschappelijke huishouding van Afl. 2.868,-- Dat betekent dat de man in staat is Afl. 2.300,- per maand bij te dragen in de kosten van de gewone gang van de huishouding. De vordering van de vrouw zal in zoverre worden toegewezen.
De ingangsdatum van de betalingsverplichting zal worden bepaald op heden.
4.3
Aan de vrouw zal, gelet op het overgelegde bewijs van onvermogen, toestemming worden verleend om kosteloos te procederen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
verleent aan de vrouw toestemming om in deze zaak kosteloos te procederen;
veroordeelt [naam verweerder] om met ingang van 1 mei 2019 , telkens bij vooruitbetaling, aan zijn echtgenote, [naam verzoekster], maandelijks een bedrag van Afl. 2.300,- ter beschikking te stellen ten behoeve van de gewone gang van de gezamenlijke huishouding;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, en in het openbaar uitgesproken ter zitting van dinsdag 14 mei 2019 in aanwezigheid van de griffier.