ECLI:NL:OGEAA:2019:271

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
15 mei 2019
Publicatiedatum
20 mei 2019
Zaaknummer
AUA201800855
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.H.M. van de Leur
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vermeerdering van eis in procedure ter verkrijging van een betalingsbevel

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiseres een verzoek ingediend tot vermeerdering van eis in een procedure voor een betalingsbevel. De procedure is gestart door eiseres, die in persoon procedeerde tegen gedaagde, ook procederend in persoon. De rechter heeft vastgesteld dat de vermeerdering van eis niet mogelijk is, op basis van de relevante artikelen uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Artikel 869 Rv, dat specifiek betrekking heeft op rechterlijke bevelen tot betaling, staat geen vermeerdering van eis toe in deze procedure. Dit is in lijn met de algemene regels van artikel 108 en 109 Rv, die de mogelijkheid tot wijziging van eis beschrijven. De rechter heeft geoordeeld dat toelating van de vermeerdering zou leiden tot een vordering die het wettelijk maximaal vorderbare bedrag van Afl. 10.000,-- zou overschrijden.

Eiseres vorderde een bedrag van Afl. 4.942,-- aan achterstallige huur en Afl. 3.150,-- aan schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft verweer gevoerd tegen deze vorderingen. De rechter heeft vastgesteld dat gedaagde de gevorderde bedragen aan achterstallige huur en schadevergoeding verschuldigd is, aangezien gedaagde de stellingen van eiseres niet heeft betwist. De wettelijke rente is toegewezen, maar de vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is afgewezen, omdat niet is aangetoond dat er meer werkzaamheden zijn verricht dan wettelijk vereist.

De uitspraak van het Gerecht beveelt gedaagde om aan eiseres te betalen en veroordeelt gedaagde in de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 15 mei 2019 door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Vonnis van 15 mei 2019
Behorend bij A.R.B.B. nr. AUA201800855
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS
in de zaak van:
[naam eiseres],
wonende in Aruba,
eiseres,
hierna ook te noemen: [eiseres],
procederend in persoon,
tegen:
[naam gedaagde],
wonende in Aruba,
gedaagde,
hierna ook te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
-het verzoekschrift, met producties;
-het verweerschrift, met producties;
-de conclusie van repliek tevens houdende een vermeerdering van eis, met producties;
-de op 12 december 2018 tegen [gedaagde] verleende akte van niet dienen van dupliek.
1.2
Vonnis is nader bepaald op heden.

2.HET VERZOEK TOT VERMEERDERING VAN EIS

2.1
Artikel 108 Rv bepaalt dat zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen de eisende partij te allen tijde zijn eis kan verminderen. Artikel 109 Rv bepaalt - kort gezegd - dat zolang de rechter nog geen eindvonnis heeft gewezen de eisende partij bevoegd is zijn eis of de gronden daarvan te veranderen of te vermeerderen. Artikel 869 Rv bepaalt - kort gezegd - dat zolang de rechter nog geen rechterlijk bevel tot betaling heeft uitgevaardigd de schuldeiser te allen tijde het bedrag van zijn vordering kan verminderen of zijn verzoekschrift kan intrekken.
2.2
Voormeld artikel 869 Rv heeft te gelden als een specialis ten opzichte van de algemene in artikel 108 en 109 Rv omschreven regels ter zake van wijziging van eis. Uit (de strekking en geest) van artikel 869 Rv - gelezen in het licht van voormelde algemene wettelijke bepalingen en beschouwd in het licht van de omstandigheid dat Afdeling 3 van Titel 7 van Boek 3 Rv ter zake van rechterlijke bevelen tot betaling geen bepaling kent die ziet op vermeerdering van eis - volgt dat vermeerdering van eis in de onderhavige procedure (die ziet op het verkrijgen van een rechterlijk betalingsbevel) niet mogelijk is. De door [eiseres] verzochte vermeerdering van eis wordt daarom niet toegelaten. Dit één en ander klemt temeer omdat toelating van de verzochte eiswijzing met zich zou brengen dat de vordering van [eiseres] het binnen de onderhavige procedure wettelijk bepaalde maximaal vorderbare bedrag van Afl. 10.000,-- te boven gaat.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1 [
eiseres] vordert dat het Gerecht bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis [gedaagde] beveelt om aan [eiseres] te betalen Afl. 4.942,-- aan achterstallige huur en Afl. 3.150,-- aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 18 augustus 2017 tot de dag der algehele voldoening en met 15% aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, kosten rechtens.
3.2 [
gedaagde] voert verweer dat strekt tot afwijzing van het door [eiseres] verzochte.
3.3
Voorzover van belang voor de uitspraak worden de stellingen van partijen hierna besproken.

4.DE BEOORDELING

4.1 [
gedaagde] heeft de in de conclusie van repliek neergelegde stellingen van [eiseres] niet nader betreden. Aldus komt vast te staan dat [gedaagde] de in hoofdsom gevorderde bedragen aan achterstallige huur en aan schadevergoeding opeisbaar verschuldigd is aan [eiseres]. Die vorderingen zullen daarom worden toegewezen, als na te melden. De door [eiseres] verzochte wettelijke rente zal, als zijnde niet door [gedaagde] betwist, eveneens worden toegewezen als na te melden.
4.2
De door [eiseres] verzochte vergoeding voor kosten van verkrijging van voldoening buiten rechte zal worden afgewezen, nu gesteld noch is gebleken dat er te dien aanzien meer werkzaamheden zijn verricht dan die waarin artikel 63a Rv voorziet. De enkele door [eiseres] overgelegde aanmaning valt zonder meer binnen het bereik van die wettelijke bepaling.
4.3 [
gedaagde] zal, als de overwegend in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten (griffiegeld). Er worden geen punten van het liquidatietarief toegekend omdat [eiseres] in persoon heeft geprocedeerd.

5.DE UITSPRAAK

Het Gerecht:
-beveelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen Afl. 4.942,-- aan achterstallige huur en
Afl. 3.150,-- aan schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke rente gerekend vanaf 18 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening;
-veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van [eiseres], tot aan deze uitspraak begroot op Afl. 50,-- aan verschotten;
-verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
-wijst af het meer of anders verzochte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. van de Leur, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 15 mei 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.