Uitspraak
1.[eiser sub 1],
[eiser sub 2],
HET LAND ARUBA,
HET LAND ARUBA,
1.de naamloze vennootschap [X] CORPORATION N.V.,
2.de naamloze vennootschap [Y],
3.de naamloze vennootschap FATUM GENERAL INSURANCE ARUBA N.V.,
1.DE PROCEDURES
in de hoofdzaakuit:
in vrijwaringuit:
procedure in ondervrijwaringuit:
2.DE VASTSTAANDE FEITEN
3.DE VORDERINGEN EN STANDPUNTEN OVER EN WEER
4.DE BEOORDELING
In de hoofdzaak
De minister van Justitie en Publieke Werken is bevoegd, indien naar zijn oordeel het algemeen belang zulks vordert, een ieder die ontplofbare stoffen onder zich heeft, te gelasten deze naar een door hem aan te wijzen opslagplaats te vervoeren of te doen vervoeren en ze aldaar op te slaan”(lid 1)
.
Indien naar het oordeel van de minister van Justitie en Publieke Werken het algemeen belang zulks vordert, is hij bevoegd de ontplofbare stoffen met of zonder hun omhulsels, houders of verpakking te doen vernietigen of op andere wijze onschadelijk te maken”(lid 3)
.
door middel van ontplofbare stoffenspringen van stenen of verrichten van opruimingswerkzaamheden en niet op de situatie als bedoeld in artikel 6 van de LOS die hier aan de orde is, waarbij ontplofbare stoffen in het algemeen belang vernietigd worden. Daarnaast is door [eisers] betoogd dat niet is gebleken van correct toezicht door de politie, hetgeen ingevolge artikel 8a lid 1 van de LOS (in combinatie met het Landsbesluit algemene bepalingen toezichtuitoefening, AB 1998 no. 70) vereist was. Artikel 8a lid 1 van de LOS betreft naar het oordeel van het gerecht evenwel een algemene toezichtsbepaling gericht op de naleving van het bij of krachtens de LOS bepaalde en richt zich op de naleving van de betreffende bepalingen door de bezitters dan wel gebruikers van ontplofbare stoffen en niet op de vernietiging van ontplofbare stoffen in het algemeen belang door (of vanwege) de minister van Justitie en Publieke Zaken ingevolge artikel 6 van de LOS. De door [eisers] genoemde artikelen uit de LOS zijn dan ook niet van toepassing.
het gerecht begrijpt blijkens de niet weersproken stelling van het Land bij conclusie van dupliek: op 25 februari 2013 tijdens de derde explosie) heeft verzaakt door afwezig te zijn bij de vernietiging van de laatste lading explosieven. Het Land heeft zich hiertegen verweerd met de stelling dat JPBSS zonder toestemming en buiten medeweten van DOW om verder is gegaan met de vernietiging van de explosieven terwijl de mensen van DOW nog niet teruggekeerd waren. [eisers] hebben dit niet weersproken en aangevoerd dat dit in de risicosfeer van het Land ligt en dat permanent toezicht door DOW vereist was. Naar het oordeel van het gerecht gaat deze algemene bewering niet op. Gesteld noch gebleken is dat de mensen van DOW hadden kunnen en moeten voorzien én voorkomen dat JPBSS in hun afwezigheid en zonder op hun terugkeer te wachten verder zou gaan met de vernietiging van de laatste explosieven. Daarbij komt dat [eisers] niet hebben gesteld op welke wijze de betreffende personen van DOW, van wie onvoldoende gemotiveerd gesteld noch gebleken is dat zij zelf deskundig waren op explosievengebied, door bij die laatste vernietiging aanwezig te zijn, de schadeveroorzakende explosie hadden kunnen voorkomen.
aangenomen moet worden dat de explosieven oud dynamiet en mogelijk ook vuurwerk betroffen, terwijl het een feit van algemene bekendheid is dat oud dynamiet instabiel wordt, hetgeen spontaan ontploffingsgevaar met zich kan meebrengen, waardoor zich een risico heeft verwezenlijkt waarvan het Land op de hoogte was of had moeten zijn,
het land heeft geen risico’s getaxeerd en niet de voor- en nadelen van de verschillende in aanmerking komende alternatieven van (de wijze van) het vernietigen van de explosieven of op andere wijze van vernietigen tegen elkaar afgewogen, ondanks dat zij hiertoe in staat kon worden geacht op basis van haar kennis,