ECLI:NL:OGEAA:2019:176

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
13 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
AUA201900448
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over onterecht ontslag en doorbetaling van loon

In deze zaak, die diende voor het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. H.F. Falconi, een kort geding aangespannen tegen de vennootschap INTERPORT LOGISTICS V.B.A. Eiser was in dienst bij gedaagde als Driver Helper en vorderde doorbetaling van zijn loon na een ontslag dat hij als onterecht beschouwde. Eiser was op 22 november 2018 geschorst en op 31 januari 2019 ontslagen, waarbij gedaagde stelde dat eiser meer dozen had ingeladen dan afgeleverd, wat leidde tot een financieel verlies voor gedaagde. Eiser heeft het ontslag betwist en vorderde onder andere doorbetaling van zijn salaris en wedertewerkstelling.

De procedure begon met een verzoekschrift dat op 13 februari 2019 werd ingediend, gevolgd door een zitting op 7 maart 2019 waar eiser in persoon verscheen, maar gedaagde niet. Het gerecht verleende verstek tegen gedaagde. In de beoordeling oordeelde de rechter dat de vorderingen van eiser niet onrechtmatig of ongegrond waren, en dat er geen dringende reden voor ontslag op staande voet was. De rechter wees de vorderingen van eiser toe, inclusief de doorbetaling van loon, wettelijke verhoging en dwangsom voor niet-naleving van het vonnis.

De rechter veroordeelde gedaagde tot betaling van het loon vanaf 31 januari 2019, verhoogd met een wettelijke verhoging van 10% en wettelijke rente. Daarnaast werd gedaagde bevolen om eiser binnen drie werkdagen toe te laten op het werk, met een dwangsom van Afl. 500,- per dag bij niet-naleving. Gedaagde werd ook veroordeeld in de proceskosten van eiser. Het vonnis werd uitgesproken op 13 maart 2019 door mr. J.J. Verhoeven.

Uitspraak

Vonnis van 13 maart 2019
Behorend bij K.G. nr. AUA201900448
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
[Eiser],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: eiser,
gemachtigde: de advocaat mr. H.F. Falconi,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INTERPORT LOGISTICS V.B.A. h.o.d.n. INTERPORT LOGISTICS,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: gedaagde,
niet verschenen.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met producties, ingediend op 13 februari 2019;
  • de behandeling ter zitting van 7 maart 2019, waaruit blijkt dat eiser in persoon is verschenen bijgestaan door zijn gemachtigde en gedaagde niet is verschenen;
  • tegen de niet verschenen gedaagde is verstek verleend.
1.2
Vervolgens is de datum voor de uitspraak nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1
Eiser is in 2006 bij gedaagde in dienst getreden, laatstelijk in de functie van
Driver Helpertegen een salaris van Afl. 2.300,- netto per maand.
2.2
Op 22 november 2018 werd eiser geschorst met behoud van loon omdat eiser volgens gedaagde, samen met een collega, tweeëntwintig dozen zou hebben ontvangen van een klant en eenentwintig dozen bij gedaagde heeft afgegeven.
2.3
Bij brief van 31 januari 2019 wordt eiser door gedaagde bericht dat uit videobeelden blijkt dat meer dozen zijn ingeladen dan bij gedaagde door eiser zijn afgeleverd, gedaagde een bedrag van Afl. 7.679,30 heeft moeten betalen aan de klant en dat de arbeidsovereenkomst met eiser onmiddellijk wordt beëindigd nu gedaagde geen vertrouwen meer heeft in eiser.
2.4
Bij brief van 4 februari 2019 heeft eiser de nietigheid van het ontslag ingeroepen, zich beschikbaar gehouden de bedongen arbeid te blijven verrichten en aanspraak gemaakt op doorbetaling van zijn salaris.

3.DE STANDPUNTEN VAN PARTIJEN

3.1
Eiser vordert om bij vonnis in kort geding – uitvoerbaar bij voorraad – gedaagde:
- te veroordelen tot doorbetaling van zijn loon plus emolumenten vanaf 31 januari 2019 totdat de arbeidsovereenkomst tussen partijen op regelmatige wijze zal zijn beëindigd, vermeerderd met de vertragings- en wettelijke rente,
- te bevelen eiser tot het werk toe te laten op straffe van een dwangsom,
- te veroordelen in de proceskosten.
3.2
Eiser grondt de vordering erop dat er geen sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet, terwijl gedaagde geen ontslagvergunning heeft van de directeur van Directie Arbeid en Onderzoek van Aruba, de arbeidsovereenkomst zonder wederzijds goedvinden is beëindigd en de opzeggingsbepalingen voor het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door gedaagde niet in acht zijn genomen.
3.3
Gedaagde is, ondanks deugdelijk te zijn opgeroepen, niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

4.DE BEOORDELING

4.1
De spoedeisendheid van de gevraagde voorziening volgt uit aard van de vordering.
4.2
De vorderingen van eiser om gedaagde te veroordelen tot doorbetaling loon, wedertewerkstelling en proceskostenvergoeding komt het gerecht, behoudens het hiernavolgende, ingevolge artikel 79 lid 1 Rv. niet onrechtmatig of ongegrond voor en worden daarom toegewezen.
4.3
Het Gerecht ziet aanleiding de wettelijke verhoging zoals bedoeld in artikel 1614q BW op 10% te stellen en de wettelijke rente toe te wijzen vanaf datum indiening verzoekschrift. Tevens zal het gerecht de gevorderde dwangsom maximeren zoals in het dictum staat opgenomen.
4.4
Als de in het ongelijk te stellen partij zal gedaagde de proceskosten van eiser moeten vergoeden.

5.DE BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
- veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiser van het loon vanaf 31 januari 2019 tot de datum waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig tot een einde zal zijn gekomen, verhoogd met de wettelijke verhoging van artikel 7A:1614q BW tot een maximum van 10% over de verschenen loontermijnen en vermeerderd met de wettelijke rente over het achterstallig loon vanaf 13 februari 2019,
- gebiedt gedaagde om binnen drie werkdagen na betekening van dit vonnis, eiser toe te laten op het werk om de bedongen werkzaamheden van
Driver Helperuit te voeren, op straffe van een dwangsom van Afl. 500,- voor iedere dag dat gedaagde aan dit gebod niet voldoet een en ander met een maximum van Afl. 100.000,-;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure, die tot de datum van uitspraak aan de kant van eiser worden begroot op Afl. 450,- aan griffierecht,
Afl. 218,64 aan explootkosten en Afl. 1.500,- aan salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Verhoeven, rechter, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.