In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend om de vader van een minderjarige te veroordelen tot het betalen van een maandelijkse bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 november 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 11 februari 2019 en een mondelinge behandeling op 12 februari 2019. Tijdens deze behandeling waren zowel de moeder als de vader aanwezig, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.J. Hart.
De minderjarige, geboren in 2002, is niet erkend door de vader, die wordt beschouwd als de verwekker. De moeder verzocht om een bijdrage van Afl. 400,- per maand, ingaande op 1 november 2018. Het gerecht oordeelde dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en dat deze bijdrage moet worden vastgesteld op basis van de draagkracht van beide ouders en de behoeften van het kind.
Na beoordeling van de financiële situatie van zowel de moeder als de vader, concludeerde het gerecht dat de moeder een netto-inkomen had van Afl. 4.521,31 per maand, terwijl de vader een netto-inkomen had van Afl. 2.978,66 per maand. Gezien de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, die werden vastgesteld op Afl. 1.100,- per maand, oordeelde het gerecht dat de vader een bijdrage van Afl. 250,- per maand moest betalen, met ingang van 1 maart 2019. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek om een hogere bijdrage werd afgewezen.