ECLI:NL:OGEAA:2019:171

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
26 maart 2019
Publicatiedatum
10 april 2019
Zaaknummer
AUA201803515
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Alimentatiezaak tussen de Voogdijraad en de vader van een minderjarige

In deze alimentatiezaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, heeft de Voogdijraad een verzoek ingediend om de vader van een minderjarige te veroordelen tot het betalen van een maandelijkse bijdrage voor de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. De procedure begon met een verzoekschrift dat op 1 november 2018 werd ingediend, gevolgd door een verweerschrift op 11 februari 2019 en een mondelinge behandeling op 12 februari 2019. Tijdens deze behandeling waren zowel de moeder als de vader aanwezig, waarbij de vader werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. C.J. Hart.

De minderjarige, geboren in 2002, is niet erkend door de vader, die wordt beschouwd als de verwekker. De moeder verzocht om een bijdrage van Afl. 400,- per maand, ingaande op 1 november 2018. Het gerecht oordeelde dat ouders verplicht zijn bij te dragen aan de kosten van verzorging en opvoeding van hun kinderen, en dat deze bijdrage moet worden vastgesteld op basis van de draagkracht van beide ouders en de behoeften van het kind.

Na beoordeling van de financiële situatie van zowel de moeder als de vader, concludeerde het gerecht dat de moeder een netto-inkomen had van Afl. 4.521,31 per maand, terwijl de vader een netto-inkomen had van Afl. 2.978,66 per maand. Gezien de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, die werden vastgesteld op Afl. 1.100,- per maand, oordeelde het gerecht dat de vader een bijdrage van Afl. 250,- per maand moest betalen, met ingang van 1 maart 2019. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het verzoek om een hogere bijdrage werd afgewezen.

Uitspraak

Beschikking van 26 maart 2019
behorend bij EJ nr. AUA201803515
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de alimentatiezaak tussen
DE VOOGDIJRAAD,
kantoorhoudend in Aruba,
VERZOEKER,
vertegenwoordigd,
en
[verweerder],
wonende in Aruba,
VERWEERDER, hierna te noemen: de man,
gemachtigde: de advocaat mr. C.J. Hart.
Belanghebbende:
[naam belanghebbende], de moeder.

1.DE PROCEDURE

De procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ingediend op 1 november 2018;
  • het verweerschrift, ingediend op 11 februari 2019;
  • de mondelinge behandeling van 12 februari 2019, waar namens de Voogdijraad aanwezig was [vertegenwoordiger] en de moeder in persoon. De vader is in persoon verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde.
De uitspraak is

2.DE FEITEN

Uit de moeder is op [geboortedatum] 2002 in Aruba geboren de thans nog minderjarige [naam minderjarige] (hierna: de minderjarige). De minderjarige is niet erkend.

3.HET VERZOEK

Het (ter zitting gewijzigd) verzoek strekt tot het veroordelen van de man tot betaling van een maandelijkse bijdrage van Afl. 400,- ingaande 1 november 2018 als voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige. Daartoe wordt gesteld dat hij de verwekker is van de minderjarige en dat hij voldoende inkomen uit arbeid geniet.

4.DE BEOORDELING

4.1
Het gerecht stelt voorop dat ouders verplicht zijn te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen. Dit geschiedt naar draagkracht. Ingevolge artikel 1:394 van het Burgerlijk Wetboek van Aruba (hierna: BWA) is de verwekker van een kind dat alleen een moeder heeft, als ware hij ouder verplicht tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind. Artikel 1:406 lid 1 BWA bepaalt, dat in het geval een ouder zijn verplichting tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding niet of niet behoorlijk nakomt, zowel de voogdijraad als de andere ouder de rechter kan verzoeken het bedrag te bepalen dat deze ouder ten behoeve van het kind zal moeten uitkeren.
4.2
Bepalend voor de hoogte van de kinderalimentatie zijn de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige en de draagkracht van zowel de moeder als de vader. Teneinde ieders draagkracht te bepalen, dienen over en weer de netto-inkomens te worden vastgesteld, alsmede de vaste lasten die in redelijkheid voorrang krijgen boven het betalen van kinderalimentatie.
4.3
De kosten van verzorging en opvoeding
4.3.1
Bij het vaststellen van de kosten van verzorging en opvoeding hanteert het gerecht als richtsnoer dat deze voor kinderen in de leeftijd als die van de minderjarige in kwestie gemiddeld Afl. 650,- per maand bedragen. Het gerecht is van oordeel dat aangenomen kan worden dat de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige rond dat bedrag liggen. In dit bedrag zitten begrepen de schoolkosten, de kosten van kleding en die van recreatie, zodat met de door de opgevoerde daadwerkelijke kosten van deze lasten bij de vaststelling van de kosten niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Dit bedrag kan worden verhoogd indien blijkt van bijzondere uitgaven ten behoeve van de kinderen die niet zijn begrepen in genoemd bedrag van Afl. 650,- (zoals noodzakelijke kosten voor naschoolse opvang).
4.3.2
Het gerecht zal rekening houden met de posten “vervoer” ad Afl. 300,- en “oppas” ad Afl. 150,- nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt door de moeder.
4.3.3
Gelet op het vorenstaande kunnen de kosten van de minderjarige worden vastgesteld op Afl. 1.100,-, waaraan de ouders naar draagkracht en naar evenredigheid dienen bij te dragen.
4.4
De draagkracht van de moeder
4.4.1
Blijkens de door de moeder overgelegde loonstrookjes bedraagt haar loon netto gemiddeld afgerond Afl. 3.762,56 per maand (inclusief kindertoelage en kleding toelage). De moeder is ambtenaar en ontvangt als zodanig jaarlijks vakantie-uitkering
(Afl. 4.620,-), bashi-premie (Afl. 1.500), reparatiepremie (Afl. 1.485,-) en gelijkbedrag (Afl. 1.500). Haar netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld Afl. 4.521,31.
4.4.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat zij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in haar eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de moeder opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal verder rekening houden met de (onbetwiste) posten “hypotheek” ad Afl. 759,- en “transportkosten” ad Afl. 300,-. De overige (niet betwiste) opgevoerde lasten wordt de moeder geacht te betalen uit voornoemd forfaitair in aanmerking te nemen bedrag van Afl. 1.400,-.
4.4.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de moeder bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.459,-.
4.4.4
Uit het vorenstaande volgt dat de moeder maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 4.521,31 - Afl. 2.459,- =) Afl. 2.062,31 waarmee zij aan haar verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.5
De draagkracht van de vader
4.5.1
Blijkens de door de vader overgelegde loonstrookjes bedraagt zijn loon netto gemiddeld afgerond Afl. 2.416,16 per maand (inclusief kindertoelage). De vader is ambtenaar en ontvangt als zodanig jaarlijks vakantie-uitkering (Afl. 2.900,-), bashi-premie (Afl. 1.500), reparatiepremie (Afl. 850,-) en gelijk bedrag (Afl. 1.500). Zijn netto-inkomen bedraagt maandelijks dan ook gemiddeld Afl. 2.978,66.
4.5.2
Wat betreft de vaste lasten gaat het gerecht ervan uit dat hij een bedrag van minimaal Afl. 1.400,- per maand nodig heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. In dit bedrag zitten onder andere begrepen de redelijke kosten van elektriciteit, van water, van telefoon/internet/cable aansluiting en van autogebruik, zodat met de door de vader opgevoerde daadwerkelijke kosten bij de vaststelling van de draagkracht niet afzonderlijk rekening zal worden gehouden. Het gerecht zal rekening houden met de door de vader opgevoerde posten “lening RBC Bank onderhoud woning” ad Afl. 677,- en “Volkscreditebank” ad Afl. 300,-, nu de noodzaak van deze kosten voldoende aannemelijk is gemaakt.
4.5.3
De totale in aanmerking te nemen (noodzakelijke) vaste lasten van de vader bedragen, gelet op het vorenstaande, totaal afgerond Afl. 2.377,-.
4.5.4
Uit het vorenstaande volgt dat de vader maandelijks een bedrag overhoudt van (Afl. 2.978,66 - Afl. 2.377 =) Afl. 601,66, waarmee hij aan zijn verplichting met betrekking tot het voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dient te voldoen.
4.6
Gelet op de draagkracht van partijen en op de behoefte van de minderjarige acht het gerecht een door de vader te betalen bijdrage van Afl. 250,- per maand in de kosten van verzorging en opvoeding in overeenstemming met de wettelijke maatstaven. De ingangsdatum van de bijdrage zal worden bepaald op 1 maart 2019.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
bepaalt de bijdrage van [verweerder] in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2002 in Aruba, uit de vrouw [naam moeder] op Afl. 250,- per maand, bij vooruitbetaling aan de Voogdijraad te voldoen, met ingang van 1 maart 2019,
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
wijst af het anders of meer verzochte.
Aldus gegeven door mr. J.J. Verhoeven, rechter in dit gerecht, ter zitting van dinsdag 26 maart 2019 in aanwezigheid van de griffier.