In deze zaak heeft de moeder, wonende in Nederland, verzocht om vervangende toestemming om met haar minderjarige dochter naar Nederland te verhuizen. De vader, wonende in Aruba, heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De procedure is gestart met een verzoekschrift van de moeder op 13 februari 2018, waarin zij om toestemming vroeg om met de minderjarige te verhuizen. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over de minderjarige, maar de hoofdverblijfplaats is niet vastgesteld. De moeder heeft in het verleden een belangrijke rol gespeeld in de verzorging van de minderjarige, maar sinds haar vertrek naar Nederland in 2017 is de vader verantwoordelijk voor de opvoeding en verzorging van de minderjarige.
Het gerecht heeft de belangen van de minderjarige afgewogen, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De moeder heeft een stabiele woonsituatie in Nederland, maar de minderjarige heeft haar hele leven in Aruba gewoond en heeft daar haar sociale leven en familie. Het gerecht heeft vastgesteld dat de verhuizing naar Nederland een ingrijpende verandering voor de minderjarige zou zijn, en dat de voordelen van de verhuizing niet opwegen tegen de nadelen. De Voogdijraad heeft in haar rapportage geadviseerd om de hoofdverblijfplaats bij de moeder te bepalen, maar het gerecht heeft deze aanbeveling niet gevolgd. Het gerecht heeft geconcludeerd dat de vader een stabiele en veilige omgeving biedt voor de minderjarige en dat de moeder niet voldoende heeft aangetoond dat de verhuizing in het belang van de minderjarige zou zijn.
Uiteindelijk heeft het gerecht het verzoek van de moeder afgewezen en geen vervangende toestemming verleend voor de verhuizing. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.