In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 19 maart 2019 een beschikking gegeven op vordering van het Openbaar Ministerie. De vordering betreft de bekrachtiging van de voorlopige toevertrouwing van de minderjarige [Minderjarige], geboren op [datum] 2005, aan de Voogdijraad. De moeder, [Moeder], heeft sinds 8 april 2013 alleen het gezag over de minderjarige, na de scheiding van de vader, [Vader], in 2011. De procedure is gestart op 10 december 2018, met een verhoor van de minderjarige op 4 februari 2019 en een mondelinge behandeling op 5 februari 2019, waarbij de moeder en de vader, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. D. Illes, aanwezig waren.
De rechter heeft vastgesteld dat er feiten zijn die tot ontzetting of ontheffing van de moeder kunnen leiden. De moeder heeft in het verleden psychische problemen vertoond en er zijn vermoedens van misbruik van de minderjarige. De minderjarige heeft sinds zijn verblijf bij de vader verbeteringen laten zien in zijn prestaties en gedrag op school. Gezien de omstandigheden en de slechte verhouding tussen de ouders, heeft de rechter geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om de moeder voorlopig voor drie maanden te schorsen in haar gezag en de minderjarige toe te vertrouwen aan de Voogdijraad.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ongeacht eventuele rechtsmiddelen die door de moeder kunnen worden aangewend. De rechter heeft de beslissing genomen met het oog op de bescherming van de minderjarige en de noodzaak tot spoedige interventie in het ouderlijk gezag.