ECLI:NL:OGEAA:2019:147

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
12 maart 2019
Publicatiedatum
26 maart 2019
Zaaknummer
AUA201803200
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van werkgevers en inleners bij bedrijfsongeval

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 12 maart 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker] en de vennootschappen DD Employment Agency & Services V.B.A. en Eljo Construction & Real Estate N.V. [verzoeker] was in dienst bij DD Employment en werd uitgeleend aan Eljo. Op 3 september 2015 heeft [verzoeker] tijdens zijn werkzaamheden een bedrijfsongeval gehad, waarbij hij letsel heeft opgelopen. Hij heeft beide vennootschappen aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van dit ongeval. De rechtbank heeft vastgesteld dat zowel DD Employment als Eljo hoofdelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 7A:1614x BW, dat werkgevers en inleners aansprakelijk stelt voor schade die werknemers lijden tijdens de uitvoering van hun werkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat beide partijen onvoldoende veiligheidsmaatregelen hebben getroffen, waardoor [verzoeker] in een gevaarlijke situatie verkeerde. De rechtbank heeft de vordering van [verzoeker] toegewezen, inclusief een voorschot op de schadevergoeding van Afl. 24.124,80, en heeft DD Employment en Eljo veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking van 12 maart 2019
E.J. no. AUA201803200
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
BESCHIKKING
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende in Aruba,
hierna ook te noemen: [verzoeker],
gemachtigde: de advocaat mr. J.J. Steward,
tegen:
de vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
1. DD EMPLOYMENT AGENCY & SERVICES V.B.A.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: DD Employment,
gemachtigde: de advocaat mr. B.M. de Sousa,
en
de naamloze vennootschap
2. ELJO CONSTRUCTION & REAL ESTATE N.V.,
gevestigd in Aruba,
hierna ook te noemen: Eljo,
gemachtigde: de advocaat mr. R.C. Samuels.

1.DE PROCEDURE

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, ingediend op 10 oktober 2018;
- de verweerschriften, ingediend op 27 november 2018;
- de faxbrief van DD Employment met producties, ingediend op 24 januari 2019;
- de pleitaantekeningen van partijen;
- de behandeling ter zitting van 29 januari 2019, waarbij zijn verschenen [verzoeker] in persoon bijgestaan door zijn gemachtigde, DD Employment bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede mevrouw [directeur] (directeur) en Eljo bijgestaan door haar gemachtigde, alsmede de heer [directeur] (directeur).
1.2
Vervolgens is de datum voor de beschikking nader bepaald op heden.

2.DE VASTSTAANDE FEITEN

2.1 [
verzoeker] is met ingang van 11 mei 2015 bij uitzendbureau DD Employment in dienst getreden op basis van een uitzendovereenkomst. [verzoeker] werd in het kader van deze uitzendovereenkomst uitgeleend aan Eljo die hem als constructiemedewerker bij het voormalige gebouw van Aruba Trading aan de Klipstraat in Oranjestad tewerk heeft gesteld. Zijn laatst genoten salaris bedraagt Afl. 14,- bruto per uur.
2.2
Op 3 september 2015 is [verzoeker] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden een bedrijfsongeval overkomen, waarbij hij letsel heeft opgelopen, te weten knie-, voet-, bekken- en schouderletsel.
2.3
Bij brief van 30 mei 2017 heeft [verzoeker] DD Employment en Eljo aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade ten gevolge van het bedrijfsongeval.
2.4
Bij brieven van 21 augustus 2017 en 9 september 2017 hebben respectievelijk DD Employment en Eljo de aansprakelijkheid ontkend.

3.HET VERZOEK

3.1 [
verzoeker] verzoekt het gerecht – uitvoerbaar bij voorraad –:
a. voor recht te verklaren dat DD Employment en Eljo aansprakelijk zijn voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade;
b. DD Employment en Eljo hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van die schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens wet;
c. DD Employment en Eljo hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, een voorschot te betalen op de door [verzoeker] geleden schade van Afl. 24.124,80;
d. DD Employment en Eljo hoofdelijk te veroordelen, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, waaronder de noodzakelijke verschotten van de gemachtigde van [verzoeker], te voldoen binnen veertien dagen na betekening van de beschikking en – voor het geval dat voldoening van deze kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de veertiende dag na dagtekening van de beschikking en te vermeerderen met de na de beschikking te maken kosten van tenuitvoerlegging daarvan.
3.2 [
verzoeker] grondt de vordering erop dat DD Employment als werkgever ingevolge artikel 7A:1614x lid 1 BW en Eljo als inlener primair op grond van artikel 7A:1614x lid 5 BW en subsidiair op grond van artikel 6:162 BW aansprakelijk zijn voor de door hem geleden schade ten gevolge van het ongeval op 3 september 2015. [verzoeker] stelt dat DD Employment en Eljo hun zorgplicht hebben geschonden, omdat zij onvoldoende veiligheidsmaatregelen hebben getroffen en onvoldoende instructies hebben gegeven om het ongeval te voorkomen.
3.3
DD Employment en Eljo voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.

4.DE BEOORDELING

4.1
Ter terechtzitting heeft Eljo haar stelling dat [verzoeker] de verkeerde rechtsingang heeft gekozen ingetrokken.
4.2
Aan de orde is de vraag of DD Employment en Eljo op grond van artikel 7A:1614x lid 1 respectievelijk lid 5 BW aansprakelijk zijn voor de schade die [verzoeker] heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval dat hem op 3 september 2015 is overkomen in de uitoefening van zijn werkzaamheden.
4.3
Tussen partijen staat vast dat DD Employment de formele werkgever van [verzoeker] was ten tijde van het ongeval en Eljo de materiële werkgever (inlener). Op grond van artikel 7A:1614x lid 5 BW kan ook de inlener, bij wie de arbeid wordt verricht, aansprakelijk worden gesteld voor de schade die een persoon lijdt tijdens het verrichten van arbeid. Beiden zijn dan hoofdelijk verbonden op grond van het bepaalde in art. 6:102 BW, maar kunnen onderling regres nemen.
4.4
Artikel 7A:1614x lid 1 BW eist een hoog veiligheidsniveau van de werkruimte, werktuigen en gereedschappen alsmede van de organisatie van de betrokken werkzaamheden (zie onder meer HR 11 april 2008, NJ 2008, 465). De werkgever is op grond van dit artikellid gehouden die maatregelen te treffen die redelijkerwijs noodzakelijk zijn teneinde ongevallen die zich bij de uitoefening door de werknemer van zijn werkzaamheden zouden kunnen voordoen, te voorkomen. Op grond van artikel 7A:1614x 2 BW is de werkgever ten opzichte van de werknemer aansprakelijk voor de schade die deze in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt, tenzij de werkgever aantoont dat hij aan de in artikel 7A:1614x lid 1 BW genoemde zorgplicht heeft voldaan of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer. Artikel 7A:1614x BW houdt een ruime zorgplicht in. Niet snel kan worden aangenomen dat de werkgever daaraan heeft voldaan en dus niet aansprakelijk is voor de door de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden geleden schade. Artikel 7A:1614x BW beoogt echter geen absolute waarborg te scheppen voor de bescherming van de werknemer tegen gevaar. Welke (veiligheids-)maatregelen van de werkgever mogen worden verlangd en op welke wijze hij de werknemer moet instrueren, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
4.5
Tussen partijen is niet in geschil dat [verzoeker] op 3 september 2015 tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden een ongeval is overkomen en daardoor schade heeft opgelopen. Partijen twisten over de exacte toedracht van het ongeval.
4.6
Ingevolge vaste jurisprudentie geldt dat op de werknemer aan wie een bedrijfsongeval is overkomen, niet de gemotiveerde stelplicht rust betreffende de precieze toedracht van het ongeval (zie HR 4 mei 2011, ECLI:NL:HR2001:AB1430 en HR 29 juni 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB2432). Wanneer die toedracht onduidelijk blijkt, komt dat niet voor rekening en risico van de werknemer, maar van de werkgever.
4.7
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] achterover van de trap is gevallen op het moment dat hij een bekisting aan een collega gaf. Partijen twisten over de precieze plek waar [verzoeker] stond op het moment dat hij viel. Volgens [verzoeker] stond hij op de steiger en is hij door de raamopening achterover van de trap gevallen. Volgens DD Employment en Eljo stond [verzoeker] binnen in het gebouw en gaf hij via de raamopening de bekisting aan een collega die op de steiger stond en is hij achterover gevallen van de trap. Vaststaat dat [verzoeker] geen veiligheidsharnas droeg en niet gezekerd was. Vaststaat ook dat het open trapgat niet was afgeschermd of beveiligd. Ook indien de lezing van DD Employment en Eljo wordt gevolgd, is er naar het oordeel van het gerecht eveneens sprake van een gevaarlijke situatie. Immers, in dat geval staat vast dat [verzoeker] via een raamopening een bekisting aan een collega gaf, terwijl zich vlak achter hem een open gat bevond, zijnde het niet afgeschermde of beveiligde open trapgat. Niet in geschil is dat [verzoeker] op de juiste wijze, namelijk via de raamopening die toegang gaf tot de steiger, de bekisting aan de collega op de steiger heeft gegeven. [verzoeker] stond derhalve op korte afstand met zijn rug naar het open trapgat, terwijl hij een groot, relatief zwaar object omhoog moest tillen om dit aan een collega op de steiger te geven. Dit levert naar het oordeel van het gerecht een gevaarlijke situatie op. De werkgever had in zo’n geval veiligheidsmaatregelen moeten nemen, door bijvoorbeeld het open trapgat af te schermen of te beveiligen dan wel door [verzoeker] te zekeren of een veiligheidsvest te laten dragen. Immers, dat [verzoeker], die een groot, relatief zwaar object boven zijn hoofd moest tillen, om welke reden dan ook zijn evenwicht zou kunnen verliezen en een stap naar achter zou moeten zetten en aldus in het open trapgat zou vallen, hetgeen in de lezing van DD Employment en Eljo is gebeurd, is een voorzienbare gevaarlijke situatie waartegen de werknemer moet worden beschermd. Door dit na te laten hebben DD Employment en Eljo niet aan hun zorgplicht voldaan. Dit betekent dat zij voor de door [verzoeker] geleden schade hoofdelijk aansprakelijk zijn.
4.8 [
verzoeker] heeft een voorschot op zijn schade gevorderd van Afl. 24.124,80. Nu DD Employment en Eljo geen verweer hebben gevoerd tegen de hoogte van de gevorderde voorschot en het gevorderde voorschot het gerecht niet onredelijk hoog voorkomt, zal deze als onweersproken worden toegewezen.
4.9
DD Employment en Eljo zullen, als de in het ongelijk te stellen partijen, hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [verzoeker]. Het verzoek van [verzoeker] de proceskostenveroordeling te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na dagtekening van deze beschikking en de na de beschikking te maken kosten van tenuitvoerlegging, zal worden afgewezen.

5.DE BESLISSING

Het gerecht:
- verklaart voor recht dat DD Employment en Eljo aansprakelijk zijn voor de door [verzoeker] geleden en nog te lijden schade als gevolg van het hem overkomen bedrijfsongeval op 3 september 2015,
- veroordeelt DD Employment en Eljo hoofdelijk, des de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling van de schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
- veroordeelt DD Employment en Eljo hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [verzoeker] van een voorschot onder algemene titel op die schade tot een bedrag van Afl. 24.124,80,
- veroordeelt DD Employment en Eljo hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verzoeker] begroot op Afl. 50,- aan griffierecht en Afl. 2.500,- (2 punten liquidatietarief 5) aan gemachtigdensalaris,
- verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Verheijen, rechter in dit gerecht, en werd in het openbaar uitgesproken op dinsdag 12 maart 2019, in tegenwoordigheid van de griffier.