ECLI:NL:OGEAA:2018:792

Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba

Datum uitspraak
10 december 2018
Publicatiedatum
3 januari 2019
Zaaknummer
AUA201803625
Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schorsing van verwijderingsbevel in vreemdelingenzaak

In deze zaak heeft het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 10 december 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 54 van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van een Colombiaanse verzoekster. De verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een bevel tot verwijdering dat op 20 oktober 2018 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. De verzoekster was op 5 september 2016 Aruba binnengekomen als toeriste, maar had geen geldige verblijfstitel meer sinds 5 december 2016. Tijdens de zitting op 28 november 2018 heeft de verzoekster, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunten toegelicht. De verzoekster voerde aan dat zij familie in Aruba heeft en medische zorg nodig heeft, maar het gerecht oordeelde dat de Minister in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot verwijdering. Het gerecht concludeerde dat er geen grond was voor schorsing van het bevel tot verwijdering en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door rechter M. Soffers en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

Uitspraak van 10 december 2018
Lar nr. AUA201803625

GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA

UITSPRAAK
op het verzoek in de zin van artikel 54 van de
Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) van:

[verzoekster],

van Colombiaanse nationaliteit,
VERZOEKSTER,
gemachtigde: mr. J.F.M. Zara,
gericht tegen:

DE MINISTER VAN JUSTITIE, VEILIGHEID EN INTEGRATIE,

zetelend in Aruba,
VERWEERDER,
gemachtigde: mr. MM. Van Wilgen (DIMAS).

PROCESVERLOOP

Bij bevelschrift, gedateerd 20 oktober 2018 (bestreden beschikking), heeft verweerder de verwijdering van verzoekster bevolen.
Tegen deze beschikking heeft verzoekster op 9 november 2018 bezwaar gemaakt.
Op 9 november 2018 heeft verzoekster bij dit gerecht een verzoekschrift ex artikel 54 van de Lar ingediend.
Het verzoek is behandeld ter zitting van 28 november 2018. Verzoekster is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder bij zijn gemachtigde.
Uitspraak is bepaald op heden.

OVERWEGINGEN

Wettelijk kader

1.1
Ingevolge artikel 54, eerste lid, van de Lar, kan, indien krachtens deze landsverordening een bezwaar- of beroepschrift aanhangig is, de indiener daarvan aan het gerecht verzoeken om de bestreden beschikking onderscheidenlijk beslissing op het bezwaarschrift te schorsen op grond, dat de uitvoering daarvan voor betrokkene een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering daarvan te dienen belang.
Ingevolge het tweede lid van genoemd artikel kan ter voorkoming van nadeel als bedoeld in het eerste lid, op het verzoek van genoemde indiener ook een voorlopige voorziening worden getroffen.
1.2
Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Landsverordening toelating, uitzetting en verwijdering (Ltuv) kan de minister van Justitie uit Aruba verwijderen:
a. personen die in strijd met de wettelijke bepalingen nopens toelating en uitzetting het land zijn binnengekomen;
b. personen die tot tijdelijk verblijf werden toegelaten, wanneer zij in het land worden aangetroffen, nadat de geldigheidsduur van hun tijdelijke verblijfsvergunning is verstreken of nadat de geldigheid van de vergunning door enige andere oorzaak is vervallen.
Feiten
2.1
Verzoekster is geboren op [geboortedatum] 1997.
2.2
Verzoekster is op 5 september 2016 Aruba binnengekomen als toeriste, met een toegestane verblijfsduur van twintig dagen. Op 15 september 2016 heeft zij verzocht om verlenging van de toegestane verblijfsduur.
2.2
Op 20 oktober 2018 is verzoekster door de afdeling Vreemdelingentoezicht werkend aangetroffen bij Dragonfly Restaurant.
2.3
Bij bestreden beschikking heeft verweerder de verwijdering van verzoekster bevolen.
De standpunten van partijen
3.1
Verweerder heeft aan het bevel tot verwijdering ten grondslag gelegd dat verzoekster sinds 5 december 2016 in Aruba verblijft zonder geldige verblijfstitel en dat haar illegale verblijf op Aruba niet behoeft te worden gedoogd.
3.2
Verzoekster voert aan dat haar ouders en haar jongere broer in Aruba wonen en over een verblijfsvergunning beschikken. In Colombia heeft zij geen directe familie. Verzoekster is diabetespatiënt en heeft thuis goede zorg nodig. Het bedrijf Rising Sun Foods VBA, exploitant van Dragonfly Restaurant, is bereid om voor verzoekster garant te staan en een vacaturemelding gedaan bij het Departamento di Progreso Laboral. Tevens heeft Rising Sun Foods VBA verweerder voor verzoekster dispensatie gevraagd van uitzetting.
Beoordeling
4.1
Voor zover de toetsing aan het in artikel 54 van de Lar neergelegde criterium meebrengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van het gerecht een voorlopig karakter en is dat niet bindend in de bodemprocedure.
4.2
Niet betwist is dat verzoekster sinds 5 december 2016 zonder geldige verblijfstitel op Aruba verblijft zodat verweerder op grond van artikel 19, eerste lid en onder b, van de Ltuv bevoegd is verzoeker uit Aruba te verwijderen.
4.3
Verzoekster heeft aangevoerd dat zij voornemens is een aanvraag om een vergunning tot verblijf in te dienen. Zoals ter zitting is besproken, staat het beleid van verweerder echter niet toe dat de behandeling van de aanvraag in Aruba wordt afgewacht in geval van indiening van de aanvraag na het verstrijken van de vrije termijn van toeristisch verblijf.
4.4
Het gerecht ziet voorts geen grond voor het oordeel dat verweerder in redelijkheid geen gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid tot het geven van een bevel tot verwijdering. Daartoe wordt overwogen dat verzoekster meerderjarig is en ook reeds was toen zij Aruba binnenkwam, dat zij (anders dan als toerist) geen legaal verblijf heeft gehad in Aruba en dat zij geen aanvang heeft gemaakt met het aanvragen van een verblijfsvergunning voordat zij werkend werd aangetroffen.
Verzoekster heeft verder met stukken aangetoond dat zij medische behandeling behoeft, maar zoals ter zitting door verweerder is gesteld en door verzoekster niet is weersproken, heeft in de loop der jaren een groot deel van de behandeling in Colombia plaatsgevonden.
4.5.1
Het gerecht vat de stellingen van verzoekster over haar familieleden op als een beroep op artikel 8 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Hierbij is van belang dat verzoekster meerderjarig is.
4.5.2
Volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de Mens (EHRM), zie bijvoorbeeld de arresten Javeed tegen Nederland, ECLI:CE:ECHR: 2001:0703DEC004739099, en Onur tegen Verenigd Koninkrijk, ECLI:CE:ECHR:2009: 0217JUD002731907, is voor de vaststelling van gezinsleven tussen ouders en meerderjarige kinderen vereist dat ‘bijkomende elementen van afhankelijkheid’ – oftewel meer dan de normale emotionele banden (
more than the normal emotional ties) – bestaan, alvorens toelating op grond van artikel 8 van het EVRM geboden is. Bij de beoordeling van de vraag of hiervan sprake is, zijn meerdere factoren van belang. Deze factoren betreffen de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van betrokkenen en de banden met het land van herkomst. Indien geen sprake is van familieleven in vorenbedoelde zin, is er geen noodzaak meer voor een nadere belangenafweging.
4.5.3
Naar het oordeel van het gerecht is niet gebleken dat de banden van verzoekster met haar ouders en haar jongere broer meer zijn dan de normale banden met naaste familieleden. Het gerecht betrekt hierbij dat verzoekster vóór haar komst naar Aruba ook zonder deze familieleden in Colombia verbleef, zowel voordat zij meerderjarig werd als kort daarna. Wel heeft verzoekster gezondheidsproblemen, maar zoals hierboven reeds genoemd, vindt de behandeling daarvoor juist voor een belangrijk deel buiten Aruba plaats. Factoren die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden, doen zich niet voor.
Artikel 8 van het EVRM staat daarom niet aan verwijdering in de weg.
4.6
Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoekster aangevoerd dat het onwenselijk is dat de bewaring van verzoekster voortduurt. Het gerecht overweegt dat dit buiten de omvang van het geschil valt. Het gerecht volstaat daarom met verwijzing naar de uitspraak van dit gerecht van 2 april 2015, ECLI:NL:OGEAA:2015:12, waarin onder 2.7 wordt besproken op welke wijze een rechtsmiddel kan worden ingesteld tegen het voortduren van de inbewaringstelling.
4.7
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat geen grond bestaat voor schorsing van het bestreden bevelschrift. Het verzoek wordt afgewezen.

BESLISSING

De rechter in dit gerecht:
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven door mr. M. Soffers, rechter in dit gerecht, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.