ECLI:NL:OGEAA:2015:12
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtmatigheid van vreemdelingenbewaring en verwijdering in Aruba
In deze zaak, behandeld door het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, werd op 2 april 2015 uitspraak gedaan over een verzoek tot schorsing van een bevel tot inbewaringstelling en verwijdering van de verzoeker, die zonder geldige verblijfsvergunning in Aruba verbleef. De verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de bevelschriften van de minister van Justitie, die op 25 februari 2015 waren uitgevaardigd. Tijdens de zitting op 23 maart 2015 werd het verzoek behandeld, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J.F.M. Zara, en de minister van Justitie werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
De rechter-commissaris had de rechtmatigheid van de inbewaringstelling op 26 februari 2015 beoordeeld en deze rechtmatig bevonden. Het Gerecht oordeelde dat tegen het bevel tot inbewaringstelling geen bezwaar op grond van de Landsverordening administratieve rechtspraak (Lar) kon worden gemaakt, omdat de toetsing al door de rechter-commissaris had plaatsgevonden. Het verzoek tot schorsing werd dan ook afgewezen.
Daarnaast werd vastgesteld dat de verzoeker op 25 februari 2015 door de politie was aangetroffen zonder geldige verblijfsvergunning, wat een grond voor verwijdering opleverde. De verzoeker had aangevoerd dat hij een aanvraag voor een tijdelijke verblijfsvergunning had ingediend, maar het Gerecht oordeelde dat er geen zicht was op legalisering van zijn verblijf. De beslissing van de minister om de verzoeker te verwijderen werd eveneens bevestigd, en het verzoek werd afgewezen. De uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van vreemdelingenbewaring en de rol van de rechter-commissaris in de beoordeling van de rechtmatigheid van dergelijke maatregelen.