ECLI:NL:OGEAA:2018:758
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot schorsing van een verwijderingsbevel van een Venezolaanse vreemdeling in Aruba
In deze zaak heeft de Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba op 26 november 2018 uitspraak gedaan op het verzoek van een Venezolaanse vreemdeling, die in afwachting was van een vergunningsaanvraag, om schorsing van een verwijderingsbevel. De verzoeker, vertegenwoordigd door drs. M.L. Hassell, had bezwaar gemaakt tegen het bevel tot verwijdering dat op 28 oktober 2018 door de Minister van Justitie, Veiligheid en Integratie was gegeven. De Minister had gesteld dat verzoeker illegaal in Aruba verbleef, aangezien zijn laatste verblijfsvergunning op 6 mei 2014 was verlopen en hij sindsdien geen nieuwe aanvraag had ingediend. Verzoeker voerde aan dat hij in afwachting was van een advies van het Departamento di Progreso Laboral en dat er zicht was op legalisering van zijn verblijf.
Het gerecht overwoog dat verzoeker na het verstrijken van zijn verblijfsvergunning illegaal in Aruba verbleef en dat er geen zicht was op legalisering. De rechter oordeelde dat de Minister op goede gronden had besloten tot verwijdering, aangezien verzoeker geen rechtsmiddelen had aangewend tegen de afwijzing van zijn eerdere vergunningsaanvraag. Bovendien werd het beroep van verzoeker op het recht op 'family life' met zijn vader verworpen, omdat er geen medische noodzaak was aangetoond die zijn verblijf in Aruba rechtvaardigde.
Uiteindelijk werd het verzoek tot schorsing van het verwijderingsbevel afgewezen, en de rechter concludeerde dat er geen grond was om verzoeker in afwachting van zijn nog in te dienen vergunningsaanvraag in Aruba te laten verblijven. De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.H. van Suilen en in het openbaar uitgesproken op dezelfde datum.