ECLI:NL:OGEAA:2018:74
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake vergunning tot tijdelijk verblijf in Aruba
In deze zaak heeft appellante, verblijvend in Aruba, een verzoek ingediend voor de verlening van een vergunning tot tijdelijk verblijf onder garantie van haar echtgenoot, zonder toestemming om te werken. Dit verzoek werd op 13 januari 2017 door de Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling, Infrastructuur en Integratie afgewezen. Appellante heeft hiertegen bezwaar gemaakt en, na het uitblijven van een beslissing op dat bezwaar, op 22 mei 2017 beroep ingesteld bij het Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba. Op 5 december 2017 heeft appellante echter te kennen gegeven dat haar verzoek is gehonoreerd, waardoor het belang aan het beroep is komen te ontvallen. De rechter heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat de situatie is gewijzigd door de honorering van het verzoek. De in beroep bestreden beschikking wordt geacht te zijn ingetrokken of gewijzigd ten voordele van appellante. De rechter heeft tevens gelast dat het betaalde griffierecht aan appellante wordt teruggegeven, maar er is geen grondslag voor een veroordeling in de kosten, aangezien het beroep niet tot vernietiging van de bestreden beschikking heeft geleid. De uitspraak is gedaan op 29 januari 2018 door mr. W.C.E. Winfield en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het Hof, dat binnen zes weken na de dag van de uitspraak moet worden ingesteld.